Oprichting van Wei en Akker

Landbouw en landschap in ontwikkeling

Tijd van wereldoorlogen

Op 19 maart 1912 werd in Rouveen de vereniging Wei en Akker opgericht. Achttien belangstellenden waren aanwezig, onder wie burgemeester Van Wijngaarden. Het doel was bijeenkomsten te organiseren over landbouwkundige onderwerpen, proefvelden aan te leggen, te experimenteren met poot- en zaaigoed en vakliteratuur aan te schaffen. "Wei en Akker" was binnen de gemeente niet de eerste en zeker ook niet de laatste vereniging op het gebied van de landbouw. Al in 1898 was in Staphorst een afdeling van Overijsselsche Landbouwmaatschappij opgericht; in 1909 volgde Rou-veen, in 1920 werd "Landmans Welvaart" opgericht en na de Tweede Wereldoorlog ontstonden er opnieuw verenigingen in de agrarische sector. Ook voorlichters als J. Kobes en J. de Wolde konden hier toen volop aan de slag. Niet verwonderlijk in een typische landbouwgemeente als Staphorst, waar ook het landschap grote ontwikkelingen doormaakte.

Land in cultuur gebracht

Cultuurland verdrong de woeste gronden van weleer. Ontginningen en ruilverkavelingen hadden elkaar sinds de jaren dertig van de 20ste eeuw in hoog tempo opgevolgd. Het oude slagenlandschap, zoals zich dat al sinds de 13de eeuw door ontginning en lokale veenwinning had gevormd, was teruggedrongen. Zandwegen waren verhard. In het oostelijk deel van de gemeente was in de jaren dertig een groot boscomplex van ongeveer 1.000 ha ontstaan, de Staatsbossen of Boswachterij. Moderne boerderijen en machines waren verschenen aan de horizon. De lange, smalle, door elzensingels omzoomde kavels boden in deze nieuwe tijd een te laag rendement en verdwenen geleidelijk aan. Zij het niet overal. Ondertussen nam het aantal boeren, vooral door schaalvergroting en mechanisatie, sterk af. Tussen 1950 en 2000 vond vrijwel een verdriedubbeling plaats van de gemiddelde bedrijfsoppervlakte, van ongeveer 6 naar 18 ha. Het aantal geregistreerde agrariërs slonk tegelijkertijd van ruim 1.500 tot circa 500. In 2000 bleek dat slechts 14% van de boeren van boven de 50 jaar, met als hoofdberoep landbouw, beschikte over een opvolger. De "wijkers" overtroffen verre de "blijvers". Ook het "boeren" als nevenbedrijf nam sterk af. Toch bestond rond de laatste eeuwwisseling nog bijna driekwart van de ruim 13.500 ha van de gemeente uit cultuurgrond. Verkaveling, herverkaveling of landinrichting gingen hier door in een bijna continu proces. Veel boeren trokken vanaf de dichtbebouwde "streek" naar het ruime buitengebied, om daar op moderne wijze een boerderij te exploiteren.

Oud en modern naast elkaar

Tegelijkertijd groeide, geheel in lijn met ontwikkelingen elders in den lande, de aandacht voor het oude cultuurlandschap. Net als die voor het karakter van de lintdorpen Staphorst en Rouveen, met de "bossies an de diek". In het Staphorsterveld vormen De Olde Maten het meest westelijke gedeelte van het slagenlandschap. Het behield grotendeels zijn karakter, door een lange rij van kleine veenweitjes met een breedte van slechts enkele tientallen meters, houtwallen, rijk begroeide sloten, petgaten, moerasbossen met wilgen en elzen en bijzondere vegetaties. Tegenbewegingen waren er ook. In 1974 richtten vijftien landbouworganisaties de Commissie Agrarisch Belang Reestdal op. Zij spraken namens ongeveer 900 boeren, die vreesden dat hun belangen zouden worden opgeofferd aan de natuur. Zij moesten zich gaan richten naar een nieuw overheidsbeleid, waarin de natuur een steeds belangrijker positie kreeg. Met het oog op natuurbehoud en -bescherming gingen Landschap Overijssel en het Drentse Landschap over tot de aankoop van gronden. Ondanks protesten vanuit boerenkringen. Maar niet alle boeren konden de aantrekkelijke prijzen die werden geboden, negeren. En zo veroverde de natuur, met behulp van de mens, gebied terug. In 2010 ontving de gemeente Staphorst de jaarlijkse Gemeentelijke Landschapsprijs, met name vanwege het herstel van het karakteristieke elzensingellandschap bij Rouveen. Maar ook kleinere projecten als het herstel van erven in het Reestdal, een speciale plantsubsidie voor boeren en de restauratie van enkele eendenkooien droegen hieraan bij. Volgens het juryrapport verdiende Staphorst de prijs ook vanwege de brede, jarenlange inzet voor verschillende landschapsprojecten en de medewerking aan een nieuw Landschapsontwikkelingsplan.