In de Tweede Wereldoorlog

Een aardedonkere tijd

Tijd van wereldoorlogen

Van alle kanten kwamen de Duitsers binnen in die vroege ochtend van vrijdag 10 mei 1940. De routes kenden ze al, want in de voorafgaande maanden hadden hun spionnen, rondtrekkend als Duitse handelaren, de omgeving verkend en overal de plaatselijke situatie in kaart gebracht. Via de nieuwe weg vanaf De Lichtmis, vanaf Halfweg en van de kant van de spoorlijn kwam de vijand op De Hoek aan; sommigen op een motorfiets met zijspan waarop een mitrailleur was gebouwd. Een peloton fietsers, getrokken door een auto, ging richting Rouveen. Ook verscheen er een peloton ruiters. Binnen enkele uren was de hele gemeente bezet en was ook hier de Tweede Wereldoorlog daadwerkelijk begonnen.

Het leven hernam zijn gang

De bezetters gedroegen zich keurig, zo was aanvankelijk de indruk. Ze gingen zelfs met de plaatse-lijke bevolking op de foto en betaalden netjes hun consumpties. Ondertussen was er alle reden tot ongerustheid. Alleen al, omdat ook soldaten uit Staphorst, IJhorst en Rouveen hadden gediend in het verslagen Nederlandse leger, dat op 15 mei officieel had gecapituleerd. De meesten keerden behouden terug, maar drie van hen waren omgekomen. Twee Staphorster soldaten ‒ Klaas Kisteman en Jan Trompetter ‒ waren ontvlucht en bleken als Engelandvaarders de Noordzee te zijn overgestoken. Langzamerhand werden de hier en daar ingerichte schuilkelders weer ontruimd. Het leven hernam zijn gang. Schijnbaar.

Aardedonkere tijd

's Avonds en 's nachts was het aardedonker, omdat alles moest worden verduisterd. Van twaalf uur 's nachts tot vier uur 's morgens ‒ tijdens "spertijd" ‒ mocht niemand zonder geldige reden bij de weg zijn. Allerlei artikelen gingen op de bon. Afbeeldingen van leden van het koninklijk huis werden verboden. Kerkklokken werden gevorderd, om tot wapentuig te worden omgesmolten. In Kamp Beugelen, Kamp Conrad en Kamp Het Wijde Gat werden in 1942 honderden joodse mannen tewerkgesteld. Slechts weinigen vermoedden nog wat de joden, niet alleen die in de werkkampen, te wachten stond. Langzamerhand sloot het net zich. Op vrijdagmiddag 2 oktober verscheen in alle kampen de Ordnungspolizei. Bijna overal kregen de bewoners hetzelfde verhaal te horen: de kazer-ne in de buurt was vol en de soldaten moesten dus de nacht in het kamp doorbrengen. De joden mochten die nacht hun barakken niet verlaten. In de vroege morgen van 3 oktober veranderden de Grünen in schreeuwende en tierende figuren. Alle joden moesten zich met hun bagage opstellen en afmarcheren, vier man naast elkaar, geflankeerd en gestompt, getrapt en geslagen door soldaten met geweren. Zo gingen zij in colonne vrijwel allemaal, via Westerbork, de dood in een vernieti-gingskamp tegemoet. Het verzet nam toe. In de Staatsbossen vonden leden van de ondergrondse een schuilplaats. Neergekomen geallieerde piloten werden opgevangen en kregen hulp bij hun vluchtpogingen. Anderzijds waren er plaatsgenoten die de kant van de bezetter kozen door lid te worden van de NSB. Zij werden voor een deel aangelokt door de Duitse landbouwpolitiek, waarin veel aandacht bestond voor de belangen van de kleine boeren. In de nacht van 30 op 31 augustus 1944 vond een razzia plaats, waarbij twintig mannen werden afgevoerd. Het was een strafmaatregel van de Duitsers, nadat er een aanslag was gepleegd op hopman Blom, de commandant van de Nederlandsche Arbeidsdienst (NAD) in Kamp Beugelen. Uiteindelijk lieten de mannen uit Staphorst en Rouveen het leven in het Duitse concentratiekamp Neuengamme. Het was lang niet de enige represaillemaatregel voor een daad van verzet, maar wel de meest ingrijpende. Anderen kregen indringend met de oorlog te maken, omdat ze in het kader van de Arbeidsinzet in Duitsland te werk werden gesteld. In de Hongerwinter van 1944-1945 kwamen vele "etenhalers" uit het westen, die hier hun kostje bij elkaar trachtten te scharrelen. In diezelfde winter werd menigeen tewerkgesteld als bunkerbouwer, in de eigen gemeente ‒ bijvoorbeeld aan de Meppelerweg ‒ of ergens in de buurt. Maar aan deze aardedonkere tijd kwam een einde.

Bevrijding

De winter van 1944-1945 was ook de laatste oorlogswinter: op zondag 8 april 1945 verschenen de eerste, Canadese, bevrijders bij Halfweg. 6 dagen later was de hele gemeente bevrijd, maar bepaald niet zonder slag of stoot. Met name op en om De Hoek was hevig gevochten en waren diverse panden, waaronder als eerste Hotel Waanders, in brand geschoten. Verschillende mensen raakten die laatste oorlogsdagen, soms ernstig, gewond. Anderen verloren zelfs het leven. Na hevige gevechten kwam op zaterdag 14 april de 3de Canadese Divisie door Staphorst rollen, maar "bij velen was er juist op deze dag die schrijnende wond van een lege plaats, die er in de afgelopen 5 jaar in het gezin gekomen was. Een lege plaats, die ook door de bevrijding niet weer opgevuld kon worden…"