Paul Kruger op consult bij het Staphorster Boertje

Een timmerman in de kruidkunde

Tijd van wereldoorlogen

In 1901 trok Paul Kruger door Nederland om hier als president van Transvaal steun te verwerven voor de Boerenoorlog tegen Groot-Brittannië. Bij die gelegenheid zou hij volgens de verhalen ook een consult hebben gevraagd van het "Staphorster Boertje" ofwel de in 1840 geboren Peter Stegeman. Dankzij zelfstudie en, wat heette, "familiale aanleg" was deze timmerman erin geslaagd een succesvolle praktijk op te bouwen als "kruidkundige". Rond de eeuwwisseling gold hij als een begrip in de "volksgeneeskunde".

Zitdagen

Velen trokken naar de boerderij van Stegeman aan de Oude Rijksweg 137. Vanaf 1890 hield "de professor" ook buiten zijn woonplaats "zitdagen" in onder meer Amsterdam, Deventer, Den Haag, Heerenveen, Steenwijk en Zwolle. Lange rijen wachtenden in bijvoorbeeld restaurants moesten dan eerst een volgnummer trekken, waarna zij een consult konden krijgen. Journalisten meldden dat Stegeman voor zijn werk uitvoerig de tijd nam. Lichamelijk onderzoek verrichtte hij daarbij niet en al sigaren rokend kwam hij tot een recept. In zijn toptijd had het Staphorster Boertje een grotere praktijk dan welke andere dokter in den lande dan ook, met soms meer dan 180 patiënten per dag. Op zondag deed hij alleen "spoedgevallen". Veel bekende Nederlanders zochten bij hem hulp voor hun kwalen. Ook buiten Nederland was zijn naam bekend. "Ja, en in Indië kennen ze me ook! "k Heb nou al dit jaar honderd en drie-en-twintig recepten voor de Oos klaar gemaakt. Da komt, ik heb es een kaptein van de artelerie van de melaria geneze en die het me gerikkemandeerd", citeerde het tijdschrijft Het Leven hem in 1906, in een taal die niet erg lijkt op het Staphorster dialect. Volgens sommige bronnen had Stegeman zelfs contacten aan het hof. Regelmatig werd hij ondertussen beticht van kwakzalverij.

Niet schadelijk, hoogstens te duur

Het Staphorster Boertje betrok zijn kruiden en poeders meestal van de groothandel. Ter bestrijding van kwalen als kinkhoest, duizelingen en doofheid gebruikte hij mengsels van bijvoorbeeld zoet-houtpoeder, kalmuswortel, gemberwortel, sennabladen, zwavel, paardenstaart en duizendguldenkruid. Ook tegen kanker scheen hij een middel te hebben, bestaande uit een mengsel van zoethoutpoeder, dubbelkoolzure soda en Engels zout. Het genas weliswaar niet, maar moest wel zorgen voor verlichting van de pijn. Rode terpentine en aether moesten duizelingen doen verdwijnen. Het kon gebeuren dat een patiënt met prostaatklachten dezelfde medicijnen kreeg als iemand met "habitueele hoofdpijn". De Meppeler Gezondheidscommissie liet naar zijn medicamenten een onder-zoek instellen, onder meer naar de kruiden voor de lever en tegen galsteen. Viermaal per dag moest van dit zeer fijne, bruingele poeder met een aromatische reuk één jeneverlepeltje met een flinke slok water worden ingenomen. De smaak was eerst zoet, daarna bitter en vervolgens scherp. Het mengsel bestond volgens de commissie, uit een combinatie van eetlust opwekkende of afvoerende middelen. Het onderzoek leidde tot conclusie dat dergelijke medicijnen niet schadelijk waren, hoogstens te duur.

Processen

Omdat het medisch beroep ook destijds wettelijk beschermd was tegen leken die geneeskundige handelingen verrichten, kreeg het Staphorster Boertje regelmatig boetes. In 1895 werd hij zelfs viermaal veroordeeld. Vanaf 1900 liet hij zich bijstaan door de gediplomeerd medicus Voorman, maar nadat deze in 1906 was overleden ging Stegeman alleen verder. Na zijn dood in 1922 zetten zijn zonen als "L. en H. Stegeman" de praktijk voort. In 1938 werd de naam "Staphorster Boertje" door zijn nakomelingen wettig gedeponeerd.