Klepperman van elleven

Veiligheid in de stad

Tijd van pruiken en revoluties

Op 1 mei 1933 kreeg Jan Willem Schutte, de laatste officiële klepperman van Hardenberg, eervol ontslag. Vanwege de komst van een tweede veldwachter was hij al vanaf 1 januari 1926 op non-actief gesteld. Zijn collega uit Gramsbergen, Harm Evers, was dat jaar eveneens gestopt, waarmee de nachtwakers voorgoed uit de gemeente verdwenen.

Veiligheid door de eeuwen heen

Hardenberg kreeg zijn eerste echte klepperman ("klapwaker") al in 1781, maar van nachtwakers was al veel eerder sprake. De eerste vermelding hiervan betreft een contractverlenging van "hoornwaker" Hermen de Wachter op 3 februari 1561. Ook in de tekst van een gevelsteen, ter herinnering aan de grote brand in 1708, "Soo de Heere de stadt niet en bewaert, tevergeefs waeckt de wachter", wordt verwezen naar de nachtwaker.
Naast de nachtwacht zorgde in de 15de en 16de eeuw de schutterij voor veiligheid binnen de stadsmuren en in de 17de eeuw werden, in gevaarlijke tijden, burgerwachten opgericht. In 1688 maakten alle mannen uit Hardenberg (behalve de pastoor) hier deel van uit. Met minstens twee man moest elk uur (met een ratel) de ronde worden gedaan. Arrestanten werden afgeleverd bij de stadsnachtwaker. In de 19de eeuw werden gewapende veldwachters aangesteld en uiteindelijk zou een politiecorps verantwoordelijk worden voor de veiligheid in de stad.

Taken van de klepperman

De nachtwaker moest erop toezien dat de mensen zich aan de regels hielden. Als iemand na negenen geen lantaarn bij zich had, kreeg hij 5 stuivers boete! Hij moest controle houden op het doven van vuren en alarm slaan bij brand, erop toezien dat alle huizen goed waren afgesloten, dat de bewoners geen spullen buiten hadden laten staan en dat er geen mensen met ladders of stokken over straat liepen. Bovendien moest hij, bij overlijden of absentie van de stadsdienaar, als gerichtsdienaar of suppoost optreden (waartoe hij een eed moest afleggen). Desgevraagd moest hij 's morgens vroeg mensen wekken. In Gramsbergen was hij ook nog eens "voorganger" in de traditionele oudejaarsommegang.

Een nacht vol lawaai

De nachtwakers waren uitgerust met een stok (waarmee zij zich mochten verdedigen als er geweld tegen hen werd gebruikt) en een ratel, klap (klapper, klepper) of hoorn. Daarmee dienden zij hun aanwezigheid duidelijk kenbaar te maken tijdens hun nachtelijke rondes.
Afwisselend liepen de hoornwaker (die op de hele uren moest blazen) en de klapwaker. De laatste moest niet alleen elk uur zijn klepper laten klinken, maar ook de tijd omroepen (of een tekst zingen als "Bewaart je vuur en kaarsje wel, en sluit je deur en vensters wel; de klok heit tien, tien heit de klok"). Hun route lag vast, net als de plekken waar geblazen of geklepperd moest worden ("Voor het huis van Hendrik Pot" enz.). Hun rondes begonnen om half tien en liepen, afhankelijk van het seizoen, door tot drie of vijf uur 's morgens.

De centen

Echt veel leverde een baantje als nachtwacht niet op. Nachtwacht Schutte had ook een kruidenierswinkel, terwijl Harm Evers klompenmaker was en een klein boerderijtje bezat.
De dienders Brand (bakker/winkelier!) en Goorhuis kregen in 1783 een vast traktement van 50 gulden, dat ze elk kwartaal wel zelf dienden te incasseren bij de ingezetenen. Vanaf 1790 vingen ze per avond een stuiver extra door de lantaarnopsteker te vervangen. Bovendien kregen ze om het andere jaar een "pijebuis" (uniform) en een paar schoenen. Omstreeks 1900 werd het salaris 50 cent per nacht. De laatste klepperman, Schutte, verdiende 275 gulden per jaar. En een regenjas. Voor wat extra inkomen mocht de nachtwaker op 1 januari met een "nieuwjaarsprent" langs de deuren gaan voor een nieuwjaarsfooi.

Hardenberg Klepperstad

Na ruim 60 jaar afwezigheid maakte de klepperman in 1979 zijn rentree, niet als nachtwacht, maar als boegbeeld van Klepperstad Hardenberg. De eerste "toeristische" klepperman was Jan Schutte. De per jaar benoemde klepperman treedt nu op bij allerlei zomeractiviteiten.
In het centrum van de stad staat het beeld De Klepperman, gemaakt in 1983 door de plaatselijke kunstenaar Jan Oosting naar een oude foto van Jan Willem Schutte. Zo leeft de klepperman voort in Hardenberg.