Het Landshuis

Gewestelijke hoofdstad

Tijd van regenten en vorsten

Wat tegenwoordig het Landshuis heet, was van oorsprong een middeleeuws gebouw. Het pand bestond al vóór 1337. Na aankoop door de stad in 1364 deed het pand dienst als stadstaveerne, De Brunenberg genaamd. Hier ontving het stadsbestuur zijn gasten. In 1632 werd de taveerne geheel verbouwd tot Landshuis. Land is een oude benaming voor gewest; vandaar deze naam voor het pand. Er kwam een rijk versierde bakstenen gevel in renaissancestijl voor het oude gebouw. Opvallend in deze stijl zijn de horizontale waterlijsten (uitstekende lijsten om regenwater te weren) en de verticale pilasters (licht vooruitspringende platte zuiltjes).

De Staten van Overijssel

De Staten van Overijssel, het hoogste bestuursorgaan van het gewest, bestonden uit vertegenwoordigers van de ridderschap en besturen van de steden Deventer, Kampen en Zwolle. Gereformeerde edelen in het bezit van een Overijsselse havezate (ridderlijk goed of kasteel) hadden het recht om op persoonlijke titel zitting te nemen in de Staten en vertegenwoordigden daar als ridderschap de adel en het platteland. Het aantal edelen was veel groter dan het aantal vertegenwoordigers uit de steden. De magistraten van Deventer, Kampen en Zwolle zonden elk burgemeesters naar de Staten. Deze statenleden waren, zij het indirect, gekozen. Zij hadden daardoor een zeker publiek mandaat.
De Staten werden traditioneel voorgezeten door de drost van Salland. Besluiten werden met algemene of met meerderheid van stemmen genomen. De vergaderingen werden bij toerbeurt in Deventer, Kampen en Zwolle gehouden, "te hooi en te gras", dat wil zeggen in het najaar en het voorjaar. Deze bijeenkomsten duurden 1 week tot 14 dagen. Het college van Gedeputeerde Staten bestond uit zes leden: drie uit de ridderschap en drie afgevaardigden van de steden. De gedeputeerden in Overijssel en de gedeputeerden van Overijssel in Den Haag waren meestal dezelfde personen.

Het Landshuis

Toen het Landshuis in 1632 gereed was, werden hier voortaan de vergaderingen van Gedeputeerde Staten gehouden, terwijl vanaf 1654 de voltallige Staten vergaderden in het veel ruimere stadhuis, wanneer Deventer aan de beurt was. De commissies uit de Staten gebruikten het Landshuis als provinciale griffie, waar ambtenaren ter beschikking stonden om provinciale zaken te behartigen. Ook werd er de kist bewaard die de Overijsselse privileges uit de landsheerlijke periode bevatte.
Na de Franse tijd werd Zwolle hoofdstad van de provincie Overijssel en werd het provinciaal bestuur geheel anders ingericht. De functie van het Landshuis kwam hiermee te vervallen. Onder meer het gymnasium vond in het pand tijdelijk onderdak. Daarna was het ruim een eeuw politiebureau, totdat in de jaren tachtig van de vorige eeuw het gebouw deel ging uitmaken van het stadhuis.

De driestedenmuntslag

Naast de eigen stedelijke muntslag van Deventer bestond er van 1523 tot 1588 de zogeheten driestedenmuntslag. Deze gezamenlijke landschapsmunt werd bij toerbeurt in de drie Overijsselse steden Deventer, Kampen en Zwolle geslagen. Door de Tachtigjarige Oorlog kwam hieraan een einde. Het centrale gezag had overigens altijd al bezwaren gehad tegen deze stedelijke en gewestelijke muntslag.