Het oude raadhuis

De gemeente Diepenheim

Tijd van burgers en stoommachines

In de oorkonde uit 1224 over de wijding van de slotkapel tot parochiekerk spreekt men over "Casteel toe Diepenheim sampt het VoorStedeke". De zelfstandige heerlijkheid Diepenheim was toen een klein stadje met een militaire functie, niet ommuurd; met als verdedigingswerk slechts grachten en palissaden. Voor zover bekend heeft Diepenheim nooit een stadsbrief gekregen. Wel schijnt de Heer van Diepenheim een soort stadsrecht te hebben verstrekt.
Een getekende plattegrond uit 1865 toont de gracht rondom Huis te Diepenheim en een grachtenstelsel in hoefijzervorm van en naar de Regge rondom het voorStedeke. Verondersteld wordt dat aan de zuidzijde nog een tweede gracht heeft gelopen, met daartussen een aarden verdedigingswal. Bij opgravingen in 1965 kwamen restanten van planken en palen van de vroegere stadsgracht te voorschijn.
Aan het eind van de 16de eeuw vonden er in Twente hevige gevechten plaats tussen de Staatse en de Spaanse troepen. Het stadsbestuur van Diepenheim besloot het gemeentelijk archief naar een veiliger oord te brengen: het kasteel van de Munsterse heerlijkheid Borculo, geen doelwit van het Spaanse dan wel Staatse leger. Maar de burcht werd in 1590 bij de stadsbrand van Borculo totaal verwoest en het archief van Diepenheim ging bijna geheel verloren. Het stadsrecht is in 1602 opnieuw op papier gezet. In de jaren daarna zijn meerder artikelen toegevoegd en is door een uitspraak van de Ridderschap en Steden van Overijssel het stadsrecht alsnog aan Diepenheim toegewezen.

Drostambt

Vanaf de Middeleeuwen was Overijssel bestuurlijk ingedeeld in drostambten met aan het hoofd de drost. Dit bestuurlijke baantje werd toegewezen aan bewoners van adellijke huizen. Meerdere leden van de familie Bentinck, van 1648 tot 1814 bewoners van Huis te Diepenheim, hadden een aanstelling als drost van Twente. Een belangrijke politieke functie: zij bemoeiden zich met verschillende benoemingen en oefenden ook rechtspraak uit, waarbij zij recht hadden op een deel van de geïnde boetes. De drost liet zich bijstaan door richters, op hun beurt weer hoofd van een richterambt. Op lokaal niveau werden de zaken geregeld door de markevergadering met aan het hoofd de markerichter. Het gericht Diepenheim omvatte de marke Diepenheim en de marke Markvelde. In tegenstelling tot andere richterambten in Twente had Diepenheim een eigen drost. Samen met Haaksbergen vormde het vanaf 1547 zelfs een apart drostambt.

Gemeente Diepenheim

De inval van de Fransen in 1795 betekende het einde van de invloed van de adel. Derck Bentinck tot Diepenheim was als drost van Salland de laatste voorzitter van de Statenvergadering van Overijssel. Onder invloed van de Franse bezetters kwam aan het begin van de 19de eeuw een bestuurlijke reorganisatie op gang. Drost- en richterambten werden vervangen door gemeenten met aan het hoofd een burgemeester. Het grondgebied van richterambt Diepenheim vormde vanaf 19 september 1814 de gemeente Diepenheim. Bovendien werd per 1 juli 1818 het gebied, waarin de havezate Westerflier is gelegen en dat eerder tot de marke Stokkum in het richterambt Kedingen behoorde, bij Diepenheim gevoegd.
De inlijving bij het Franse keizerrijk betekende ook de invoering van het Frans Burgerlijk Wetboek en invoering van de burgerlijke stand. Vanaf 1811 werd er getrouwd voor de ambtenaar van de burgerlijke stand en moeten alle inwoners een vaste familienaam aannemen. Geboorte en overlijden moeten vanaf dat jaar worden gemeld bij de gemeente. In 1819 stelde de Hoge Raad van Adel, daartoe gemachtigd door koning Willem I, het wapen van de stad Diepenheim vast: een schild van goud, beladen met drie berenklauwen van lazuur. Het schild gedekt met een kroon van goud.

Het oude raadhuis

Het vroegere gemeentehuis op de hoek van de Grotestraat en de Raadhuisstraat dateert uit 1881. Een karakteristiek pand dat bijna honderd jaar als zodanig dienst heeft gedaan. Vele jaren was deze plek het domein van ambtenaar Wim Rietman (1925-1999), aanspreekpunt en vertrouwensman van de bevolking. Hij wist als geen ander wat er gaande was of ging gebeuren in het stadje waaraan hij zo verknocht was geraakt. Vanaf het begin was hij correspondent van tal van regionale kranten. Van zijn hand verschenen ruim 400 verhalen en anekdotes over Diepenheimers uit het begin van de 20ste eeuw. Ze werden wekelijks geplaatst in de Twentsche Courant onder de naam "Dag Stedeke van Gisteren" en later in een serie van zeven bundels uitgegeven.

Einde van zelfstandigheid

In 1976 verscheen in het centrum van Diepenheim een nieuw onderkomen voor het ambtelijk apparaat. Fier wapperde de blauw-gele vlag aan de vlaggenmast. Zeven banen geel-blauw-geel, de kleuren uit het gemeentewapen. De smalle banen symboliseerden de drie berenklauwen, de schijf met kruis de oude woonkern. De twee brede buitenste banen symboliseerden de twee grootste Diepenheimse landgoederen (Nijenhuis en Westerflier) waartussen het Stedeke geklemd ligt. Per 1 januari 2001 ging de gemeente Diepenheim op in de nieuwe fusiegemeente Hof van Twente. De fusie ging niet van harte. Overal verschenen pamfletten en stickers met de tekst "Deep'n blif Deep'n". Het mocht niet baten. De bevolking was tegen, maar de politiek was voor. Enkele jaren stond het nieuwe gemeentehuis leeg en troosteloos in het centrum van Diepenheim. Tot het werd afgebroken. Alleen het oude raadhuis uit 1881 staat nog fier overeind.