Joan Derk van der Capellen tot den Pol

Patriottisch staatsman

Tijd van pruiken en revoluties

In de nacht van 25 op 26 september 1781 lieten koetsiers in enkele grote steden van het land op straat een boekje achter met de titel Aan het Volk van Nederland. Het pamflet bevatte een felle aanklacht tegen de machtige stadhouder Willem V (1748-1806) en zijn aanhangers, die het land aan de rand van de afgrond zouden hebben gebracht. Al snel werd het boekje door de overheid verboden en een beloning uitgeloofd voor het aanbrengen van de schrijver of drukker. Maar het pamflet beleefde nog datzelfde jaar vier herdrukken en vormde uiteindelijk het beginpunt van de patriottische revolutie.

Noodkreet

De anonieme auteur van het stuk was Joan Derk van der Capellen tot den Pol (1741-1784). Pas in 1890 zou onomstotelijk bewezen worden dat hij achter de uitgave zat. De publicatie was voor hem een uiterste noodkreet in een tijd waarin alles hem tegenzat. De ambitieuze Gelderse edelman had door (schijn)aankoop van havezate de Bredenhorst bij Heino in 1772 een plaats in de Ridderschap van Overijssel en daarmee in het provinciale bestuur weten te veroveren, nota bene dankzij steun van de stadhouder. Later nam hij namens de verworven havezate De Pol bij IJhorst deel aan de Ridderschap.

Nieuwe politiek

In de Staten van Overijssel voerde Van der Capellen een nieuwe politiek qua inhoud én stijl. Op het gebied van de buitenlandse politiek was Van der Capellen uit het oogpunt van handelsbescherming voor versterking van de vloot. Hij steunde de opstandige Amerikaanse Staten in hun onafhankelijkheidsstrijd tegen Engeland en streefde naar een alliantie met Frankrijk. Op provinciaal niveau verzette hij zich tegen corruptie en vriendjespolitiek, pleitte hij voor afschaffing van de verplichte diensten van horige boeren aan de drost en sprak hij zich uit voor het recht op zelfbeschikking van de kleinere provinciesteden.

Openbaarheid

Zijn enkele tegenstem had niet veel kunnen uithalen als Van der Capellen zijn redevoeringen in de besloten Statenvergaderingen niet systematisch had gepubliceerd. Soms kregen de verbouwereerde Statenleden nog tijdens dezelfde vergadering de gedrukte versie van zijn advies in handen. Dat was in strijd met alle tradities van geheimhouding. Van der Capellen zag het als een vorm van verantwoording afleggen aan de burger. Hij kreeg er landelijke bekendheid door. Zijn manier van optreden kwam hem duur te staan toen hij in een betoog tegen de drostendiensten zijn mede-bestuursleden en hun voorouders zelf op de korrel nam. In 1778 werd hem daarom de toegang tot de Statenvergaderingen ontzegd.

Brede volksbeweging

Van der Capellen voelde zich diep gekrenkt. In Aan het Volk van Nederland schreef hij: "Herinnert u, hoe dat de Staaten van Overijssel, in onze dagen, nog geene drie jaren geleden, den baron Van der Capellen, als een logenaar, bedrieger, verleider des volks, aan alle kerkdeuren der provintie hebben laten aanplakken, schoon de geheele wereld ziet en weet, dat de baron gelijk en de Staaten ongelijk hebben, en alle die fraaie namen niet op den baron, maar op hun Edel Mogende toepasselijk zijn." Hij riep burgers op zichzelf te organiseren en te bewapenen. Via publicaties, opiniestukken in kranten en steun aan petities, bracht hij een brede volksbeweging op gang. Deze patriottische stroming won zienderogen aan invloed.

Overwinning en roem

Onder druk van de publieke opinie werd Van der Capellen in 1782 opnieuw tot de Staten van Overijssel toegelaten. Binnen enkele jaren werden al zijn doelstellingen gerealiseerd: de erkenning van de Verenigde Staten, een alliantie met Frankrijk, de afschaffing van de drostendiensten en bovenal een prille vorm van democratisering van het politieke bestel. Zelf maakte hij het einde van deze overwinningsreeks niet mee. Zwak van gestel stierf Van der Capellen in 1784, op het hoogtepunt van zijn roem. Zijn idealen leefden voort onder de patriotten, die de strijd aangingen met de aanhangers van Oranje, de orangisten. In 1787 kwamen de patriotten in Overijssel kortstondig aan de macht, maar werden in september van dat jaar met behulp van Pruisische troepen verdreven. In de Bataafs-Franse tijd (1795-1813) zou de democratische gedachte definitief ingang vinden in het Nederlands staatsbestel.