De droogmaking van de Zuidplas

De eerste staatspolder

In de 19e eeuw kwamen in Zuid-Holland veertig droogmakerijen tot stand. Daarbij ging het om het droog maken van 'verveningsplassen', die waren ontstaan doordat men er voor turfwinning eeuwenlang lagen veen had afgestoken. Eén daarvan was de ten zuidwesten van Gouda gelegen Zuidplas. Al vanaf 1700 waren er plannen geweest om deze grote en diepe plas droog te maken, maar de kosten ervan waren te hoog geweest. De droogmaking werd pas haalbaar in 1816, toen koning Willem I bereid was deze te financieren. De Zuidplaspolder werd zo de eerste 'staatspolder'.

De droogmaking

In de jaren twintig van de 19e eeuw begon men er onder leiding van rijkswaterstaatsingenieur Jan Anne Beijerinck met de aanleg van ringdijken en de bouw van 30 molens. De 21 molens die bij Kortenoord (tussen Moordrecht en Nieuwerkerk aan den IJssel) het water via getrapte bemaling op de IJssel loosden, moeten een indrukwekkend molenlandschap hebben gevormd. De overige 9 molens stonden bij Waddinxveen. In een later stadium werd ook van twee stoomgemalen gebruik gemaakt. Door de Belgische opstand (1830) lag het werk tijdelijk stil, maar eind 1839 was de enorme Zuidplas droog en werd de polder als landbouwgrond in gebruik genomen.

"Nieuw land wint men voor de derde hand"

De grond bleek over het algemeen van goede kwaliteit, maar sommige delen ervan bleven aanvankelijk te nat. Hier kwam pas een eind aan toen in 1876 de molens werden verkocht en men overging op volledige stoombemaling. Het was bekend dat boerderijen in nieuwe droogmakerijen niet meteen winstgevend waren. Gezegden uit die tijd luidden: 'De eerste boer dood, de tweede in nood, de derde zijn brood' en 'Nieuw land wint men voor de derde hand'. Vandaar dat men onder de investeerders geen kleine boeren aantrof, maar welgestelden die de pachtboerderijen als belegging lieten bouwen.

Het laagste punt

Later verrezen er in de Zuidplaspolder kassen, industrieterreinen en nieuwbouwwijken. Het in Nieuwerkerk gelegen laagste punt van de polder is met 6,76 meter onder NAP tevens het laagste punt van Nederland. De ervaringen met de Zuidplas kwamen goed van pas bij de droogmaking van de vier keer zo grote en gedeeltelijk in het latere Zuid-Holland gelegen Haarlemmermeer, waartoe in 1837 werd besloten. Hoewel de grens van de Zuidplas en de omtrek van de gemeenten Moordrecht, Nieuwerkerk aan den IJssel en Zevenhuizen-Moerkapelle niet helemaal overeenkwamen, werd Zuidplas de naam van de nieuwe gemeente waarin deze in 2010 opgingen.