De Slaperdijk

Wateroverlast

Een slaperdijk is eigenlijk een reservedijk, die het water moet tegenhouden als bij een overstroming de hoofddijk is doorgebroken. De Slaperdijk, die na een overstroming in 1651 tussen Amerongen en Renswoude werd aangelegd, is dan ook een 'slaperdijk' voor de Grebbedijk, die langs de Rijn ligt. Zowel in het noordelijk als in het zuidelijk deel van de Gelderse Vallei hadden de bewoners last van het water. Lokale waterschappen, zoals de Dijkstoel Rhenen en de Stichtse Veenen, waren verantwoordelijk voor de waterbeheersing.

Dat het vochtig was rondom Veenendaal had ook voordelen. Daardoor vormde zich eeuwenlang hoogveen. Dat kon als turf worden gestoken en dienst doen als brandstof. Daarvoor moest eerst het gebied worden ontwaterd. Vanuit Emminkhuizen en Renswoude groeven de boeren in de vijftiende eeuw een kanaal naar het zuiden, de Bisschop Davidsgrift. Langs de Grift werd tegen overstromingen de Veendijk aangelegd, terwijl in het zuiden langs de Rijn de Grebbedijk de Vallei beschermde tegen hoge waterstanden in de rivier.

De Grebbedijk behoorde aan de grondeigenaren van de polders van Wageningen en Bennekom. Hun bestuur, de Dijkstoel van Wageningen en Bennekom, hield toezicht op de goede uitvoering van het onderhoudswerk. Verantwoordelijk daarvoor waren de lokale grondeigenaren. Er was steeds ruzie over wie moest betalen voor het onderhoud van de dijken. Met name de Dijkstoel van Wageningen en Bennekom verwaarloosde haar plichten. Daardoor werden de dijken zwakker en traden er overstromingen op. Vooral in de zestiende en zeventiende eeuw werd dat probleem steeds groter. Overigens gebeurde dat soms ook bewust, om daarmee Amersfoort en de gerechten in het noorden van Eemland te dwingen toestemming te geven dat het oppervlaktewater via hun land naar de Eem werd afgevoerd.

Toen in 1651 de Grebbedijk weer eens bezweek onder de waterdruk, kwam een groot deel van de Gelderse Vallei onder water te staan. Nu was de maat vol. De Staten van Utrecht besloten een nieuwe dijk aan te leggen, die het water uit Gelderland bij een eventuele overstroming moest tegenhouden. Dit werd de Slaperdijk, die aan beide zijden van de Emminkhuizerberg werd opgeworpen. Bij een doorbraak van de Grebbedijk zou het water hier worden tegengehouden, ruwweg tussen de Amerongse Berg en Renswoude. De Slaperdijk kende een aantal doorlaten, om het extra water naar het noorden te kunnen laten wegstromen. Dat zorgde weer voor conflicten met de stad Amersfoort. Het kwam voor dat de boeren in het zuiden last hadden van hoogwater, terwijl ook in Amersfoort het waterpeil onrustbarend steeg. De stad hield in dat geval de dijk liever gesloten. Het zuiden kon dan zijn water niet kwijt. Dat gebeurde bijvoorbeeld bij een watersnoodramp in Veenendaal in 1855. Uiteindelijk kon toen zelfs de Slaperdijk het water niet keren en kwam ook Amersfoort blank te staan.