Tolstempel van de Schipbeek

De Oude Sluis

Tijd van regenten en vorsten

De Hanzestad Deventer had grote belangen bij een goede handelsverbinding met het Duitse Westfalen. Om in alle jaargetijden verzekerd te zijn van een constante goederenstroom werd, naast de handelsroute over land via de Deventerwegen en Hessenwegen, ook een vaarweg aangelegd via de Schipbeek. Omstreeks 1402 was de Schipbeek gegraven tot huize Westerflier en blijkens het octrooi van 1576 gevorderd tot de zogenoemde Schipbekerhuizen, de erven Berendsen en Schoman. Rond 1611 kwam er een verbinding tot stand tussen de Schipbekerhuizen en de Diepenheimse Molenbeek, waardoor de Schipbeek een verbinding kreeg met de Markvelderbeek, verder oostwaarts Buurserbeek geheten. Om het hoge water van de Markvelderbeek te kunnen tegenhouden en overstromingen in het Stokkumerbroek te voorkomen, werd er in het nieuw gegraven gedeelte een sluis gebouwd. Maar dat zorgde weer voor overlast in Diepenheim en Goor. In 1630 vernielden woedende boeren uit beide plaatsen de sluis en haalden de dam ervoor weg, zodat het hoge water van de Markvelderbeek niet meer afvloeide naar hun landerijen, maar het Gelselaarse- en Stokkumerbroek onder water zette. Dit was natuurlijk weer tegen het zere been van de Gelselaarse en Stokkumer boeren. Uiteindelijk werd in 1631 een overeenkomst gesloten tussen Deventer, Goor, Diepenheim en Stokkum, waarin werd bepaald dat door de stad Deventer een "Nieuwe Sluis" zal worden gebouwd "omtrent de Leussenkamp daer[…] en dat so hooge als die olde grond voor dat van 't graven is geweest".

Schippersherberg de Oude Sluis

Bij de oude sluis werd omstreeks 1695 een schippersherberg gebouwd. Het gebouw staat er nog, niet meer in gebruik als herberg, maar het draagt nog de naam Oude Sluis. De herberg is gebouwd door de gebroeders Jansen, die later de naam Van der Sluijs aannamen. Deze broers woonden eerst in een eenvoudige behuizing tegenover het huidige pand op de zogenaamde Huttenkamp. Ze kochten tot ver in Munsterland eikenhout op ten behoeve van de scheepsbouw en vervoerden dat met houtvlotten over de Schipbeek naar Deventer. De gebroeders waren volgens de overleveringen zo schamel gekleed, dat je medelijden met ze zou krijgen. Maar de handel in scheepstimmerhout was winstgevend en zoetjesaan werden ze rijk. In de gevelsteen boven de voordeur is nog de afbeelding van een scheepje te zien, het jaartal 1695 en de initialen G.I. (Gerhard Jansen). In 1719 kocht Wilhelmina Bloemendaal, weduwe van een Van der Sluys, de havezate Westerflier van de familie Van Hövell. Haar zoon Joan, richter van Haaksbergen, liet het vervallen Westerflier in 1729 afbreken en opnieuw opbouwen, waardoor het zijn tegenwoordige aanzien kreeg. Dichtbij het Westerflier ligt het erve de Houboer. Hier lag vroeger een houw of heeuw, een haventje. In de boerderij zelf bevond zich een gelagkamer.
Voor het vervoer van goederen over de Schipbeek moest tol worden betaald. De stad Deventer was hier door Filips II van Spanje toe gemachtigd bij octrooi van 17 maart 1576. Aan het octrooi was een "expresse voirwaerde" verbonden n.l., "dat de goederen daerduer varende onse thollen tho Holten betaelen sullen".

Tolstempel

Een nog niet geheel opgelost raadsel vormt een uit de 17de eeuw stammend tolstempel, gemaakt van messing en ongeveer 3 cm groot. Werd het gebruikt voor schepen waarvoor 4 stuivers per schuit moest worden betaald voor het bevaren van de Schipbeek? Of diende het voor de afstempeling van de papieren van de personen, die de houtvlotten de Schipbeek lieten afzakken? Men weet het niet. Het op het stempel voorkomende schip heeft als model gediend voor het wapen van het waterschap De Schipbeek. Dit waterschap bestaat niet meer. Het is met de Achterhoekse waterschappen opgegaan in het Waterschap Rijn en IJssel.