De watersnoodramp

Leven met de macht van het water

Tijd van burgers en stoommachines

Op verschillende plaatsen langs de Kamperzeedijk en de dijken langs het Zwarte Water zijn kolken te zien die ontstaan zijn door dijkdoorbraken in het verleden. Dat was ook tijdens de beruchte watersnoodramp van 1825 het geval. In de bebouwde kom van Genemuiden.
Al sinds mensenheugenis stond het Zwarte Water in open verbinding met de Zuiderzee. Bij noordwesterstormen kon het water zo hoog stijgen dat de dijken zwaar onder druk kwamen te staan. Naar onze tegenwoordige maatstaven waren die dijken van slechte kwaliteit. Keer op keer moesten de boeren meehelpen ze te repareren. Dijkdoorbraken waren onvermijdelijk en dat leidde soms tot overstromingen van grote omvang, zoals in 1775 en 1776. Maar de watersnoodramp van 1825 was de ergste van allemaal.

Drijvende doodskisten

Op 4 februari was het springtij, zodat het water van de Zuiderzee hoger stond dan normaal. Toen die dag een hevige noordwesterstorm opstak, werd de watervloed met ongekende kracht het Zwarte Water ingedreven. Al om 2 uur 's nachts stond het water in Genemuiden zo hoog dat velen hun bezittingen uit voorzorg naar zolder brachten. Om 6 uur 's morgens merkte de bevolking dat het een kwestie van overleven was geworden: het zeewater stond 3,6 m boven AP. Het water stroomde met grote kracht door de straten, stukken van huizen, huisraad en hooimijten met zich meevoerend. Meer dan 300 inwoners vluchtten naar het hoger gelegen stadhuis en de woning van de stadssecretaris.
Ook in Zwartsluis was de bevolking in nood. Velen hadden hun toevlucht gezocht op de zolders van de hoogst gelegen huizen. Een geluk bij een ongeluk was dat er veel schippers in het dorp waren, omdat ze door de stormen van de afgelopen dagen niet waren uitgevaren. 2 dagen lang waren ze met schuitjes in de weer om mensen in nood te helpen.
In Hasselt ondertussen, verwachtten de inwoners dat de muren van de oude verdedigingswerken het water zouden keren. Dat bleek een misrekening. Het water sloeg een gat in de muur bij de Enkpoort en een ander deel van de stadsmuur stortte in. Al gauw stroomde het water als een beek door de straten. Alleen enkele hooggelegen huizen aan de Hoogstraat en de Ridderstraat hielden het droog. Schuitjes voeren door de stad om de mensen van levensmiddelen te voorzien. Later die dag bezweek ook de dijk bij de Veenepoort, precies op de plaats van de Joodse begraafplaats, die daar al sinds 1774 in gebruik was. Omwonenden zagen doodskisten wegdrijven die door het watergeweld uit de grond waren gespoeld. Na de ramp kreeg de begraafplaats een nieuwe plek aan het Bolwerk.

Veilig achter de dijken

Op 5 februari was de storm uitgeraasd en kon de schade worden opgenomen. Genemuiden werd van alle kernen in Zwartewaterland het meest getroffen. De ramp kostte 22 mensen het leven, 48 huizen werden weggespoeld, 46 onbewoonbaar gemaakt en 72 ernstig beschadigd. In Zwartsluis kwamen elf mensen in de golven om. In Hasselt overleefde iedereen de ramp, maar ook daar was de schade aan huizen en bezittingen groot.
De watersnoodramp had tot gevolg dat de rijksoverheid koos voor een landelijke aanpak van het onderhoud van zee- en rivierdijken. De nieuwe Waterstaatsdienst nam steeds meer taken over die eeuwenlang in handen waren geweest van de regionale marken. Toen in 1932 de aanleg van de Afsluitdijk was voltooid, was het water van de Zuiderzee voorgoed getemd.