Kerspel Dalfsen

Het lokale bestuur

Tijd van steden en staten

In de Vroege Middeleeuwen was deze omgeving nog schaars bevolkt. Er was een overvloed aan ruimte. De gronden werden weinig intensief benut. De boeren die zich hier vestigden, bouwden hun eigen boerderij en namen een hoeveelheid grond in eigendom. Alle overige gronden (de woeste gronden), vooral heidevelden, veengronden en plassen, bleven gemeenschappelijk bezit. Boeren die bij elkaar gingen wonen, vormden een buurschap (boerschap). Zij maakten mondelinge afspraken over de omgang met elkaar en over het gebruik van de woeste gronden. Ook zorgden zij voor het onderhoud van bruggen en sloten.

Marken

Tijdens de Middeleeuwen nam de bevolking toe en daarmee ook de vraag naar voedsel. Om daaraan te kunnen voldoen, werd roggeteelt zonder braakligging steeds meer toegepast, waardoor meer plaggenbemesting nodig was. Dit ging ten koste van de heidevelden. Er werd meer afgeplagd dan dat er in 1 jaar kon aangroeien. Om het gebruik van de gronden te reguleren, werden door de eigenaren van de grond, de bezitters van boerderijen, markegenootschappen opgericht, de zogenaamde marken. Deze moesten er in de eerste plaats voor zorgen dat de heidevelden voldoende groot bleven. De rechten en plichten van de bewoners van de marke werden opgeschreven in markeboeken. De gebruiksrechten van de woeste gronden werden vastgesteld door middel van een systeem van waren of waardelen. Elke boerderij kreeg de beschikking over één of meer waren die een bepaald recht gaven op beweiding en het steken van plaggen. De marke werd bestuurd door het markebestuur met aan het hoofd de markerichter. De adel bezat veel boerderijen en grond in de Dalfser marken; daardoor hadden de edelen de belangrijkste stem op de jaarlijkse markevergaderingen (de holtinks). Uit hun midden kwam meestal ook de markerichter. In het kerspel Dalfsen werden van 1300 tot 1450 negen marken opgericht. Dit waren de marken Dalmsholte, Emmen, Lenthe, Leusen, Millegen, Rechteren, Rosegaeren, de Rute en Welsum. Ten noorden van de Vecht lagen de Rosegaerder Marke, de Rute, Welsum en de Leusener Marke. In de Rosegaerder Marke waren vijf buurschappen gerechtigd: Ankum, Gerner, Dalfsen-kerkdorp, Oosterdalfsen en Welsum. Markerichters in de marke Rosegaeren waren de heren van de Ruitenberg. Door technische verbeteringen in de landbouw, zoals de komst van de kunstmest en veranderende opvattingen over gemeenschappelijk bezit, kwamen de marken in de 19de eeuw onder druk te staan. Omstreeks 1850 werden alle marken opgeheven en werden de bezittingen verdeeld onder de eigenaren.

Kerspel

Na de kerstening van Dalfsen en omgeving werd hier een kerk gebouwd. Al vóór 1178 was er in Dalfsen een kerk. Er woonden toen al voldoende inwoners om een kerk te kunnen onderhouden. De bisschop van Utrecht voegde het kerkdorp Dalfsen samen met een aantal buurschappen in de omgeving van de kerk. Daardoor ontstond het kerspel of de parochie Dalfsen als bestuurlijke eenheid. In dat gebied had het kerkbestuur namens de bisschop van Utrecht de zeggenschap over kerkelijke zaken, armenzorg en onderwijs. Het kerspel Dalfsen was groter dan de huidige gemeente Dalfsen. Een deel van de vroegere gemeente Heino hoorde er ook bij.

Schoutambt

Omstreeks het jaar 1000 werd de bisschop van Utrecht naast kerkelijk ook wereldlijk leider van Overijssel. De macht van de Utrechtse bisschop als landsheer van Overijssel kreeg in de loop van de 12de en 13de eeuw steeds meer concurrentie van de adel en de steden. Zowel in het kerspelbestuur als in de markenbesturen had de adel het voor het zeggen. Op het platteland kwamen schoutambten, naast de bestaande kerspels. Aan het hoofd stond de schout. Het schoutambt was belast met uitvoerende taken. De schout moest toezien op de openbare orde en de rechtspraak. De buurschappen, marken en kerspels bleven bestaan met hun eigen taken. De bestuurders van het schoutambt waren ook belast met het bijhouden van een register van eigenaren van onroerend goed ten behoeve van de belastinginning. In 1528 stond de bisschop van Utrecht de wereldlijke macht over het Sticht (Utrecht) en het Oversticht af aan keizer Karel V. De keizer werd ook heer van Overijssel. Het bestuur van Overijssel, de staten van Overijssel, werd gevormd door de steden Deventer, Kampen en Zwolle en de ridderschappen van Salland, Twente en Vollenhove.