Johan Rudolf Thorbecke

Grondlegger van de parlementaire democratie

Tijd van burgers en stoommachines

Het faillissement van de familiefirma deed de deur toe: "mijne gehechtheid aan mijne geboorteplaats, die bovendien niet zeer groot was, heeft daardoor een aanmerkelijken knak gekregen, en ik wenschte niets hartelijker, dan dat onze tak der familie langzamerhand geheel uit de stad verwijderd werd." [Verkade, W., Thorbecke als Oost-Nederlands patriot (Zutphen 1974)].

Thorbecke, de grondlegger van de Nederlandse parlementaire democratie, had in 1820 alle reden om wat minder warme gevoelens voor zijn geboortestad te koesteren. Niet alleen vanwege het faillissement van het handelshuis van de familie Thorbecke, maar ook om een conflict met de Lutherse kerk waarin zijn vader verzeild was geraakt. In latere jaren verzoende hij zich weer met Zwolle en zeker met Oost-Nederland. Hij stimuleerde de textielindustrie in Twente, voelde zich daar thuis en dacht er op zeker moment zelfs over om er te gaan wonen.

Johan Rudolf Thorbecke werd op 14 januari 1798 geboren in het koopmanshuis van zijn ouders aan de Dijk in Zwolle, nu Thorbeckegracht 11. Zijn voorouders woonden al vanaf omstreeks 1675 in Zwolle. Ze waren factoors en verdienden veel geld met de doorvoer van koloniale producten van Amsterdam via Zwolle naar Duitsland. In latere jaren was de familie gespecialiseerd in tabak. De Thorbeckes onderhielden nauwe banden met familieleden in Duitsland. Als de Zwolse tak van de familie geen mannelijke opvolger voor het handelshuis had, was in Duitsland altijd wel een neef te vinden die bereid was de leiding over te nemen.
In de tijd dat Johan Rudolf opgroeide was de glorietijd van het handelshuis voorbij door de veranderde economische omstandigheden in de Napoleontische tijd. Voor vader Frederik Willem Thorbecke braken moeilijke tijden aan. Hij trad uit de firma en leefde verder als ambteloos burger. Naar buiten toe probeerde hij stand op te houden, maar in werkelijkheid zat hij voortdurend in financiële problemen. Hij moest alle zeilen bijzetten om zijn vier kinderen een goede opleiding te kunnen geven. Uitzonderlijk veel aandacht besteedde hij aan de opvoeding van de zeer intelligente Johan Rudolf. Uit de uitvoerige briefwisseling tussen vader en zoon rijst het beeld op van een vader die zijn zoon kost wat kost probeert te laten bereiken wat hij zelf niet had bereikt.
Vader Thorbecke gaf zijn kinderen de eerste jaren zelf les. Hij onderwierp zijn twee zonen aan een bijzonder strak studieschema. 6 dagen per week moesten de jongens van 's morgens 6 tot 's avonds 8 uur achter de boeken zitten. Het privé-onderwijs werd aangevuld door lessen van onder andere de Zwolse bestuurder en onderwijzer Jan ter Pelkwijk. Al met al was deze opleiding zo goed dat Johan Rudolf alleen het laatste jaar van de Latijnse school in Zwolle hoefde te doorlopen. De schaduwzijde was dat de kinderen Thorbecke geen onbezorgde jeugdjaren hebben gehad en ook toen ze iets ouder waren nauwelijks deelnamen aan het Zwolse sociale leven.

Johan Rudolf vertrok toen hij 17 jaar oud was naar Amsterdam en later naar Leiden voor verdere studie aan de universiteit. In Leiden promoveerde hij in 1820 cum laude tot doctor in de letteren. In 1825 werd hij benoemd tot buitengewoon hoogleraar in de letteren aan de universiteit in Gent. Na de breuk tussen Nederland en België in 1830 keerde hij weer naar Leiden terug. Daar werd hij een paar jaar later aangesteld als hoogleraar aan de juridische faculteit. Binnen enkele jaren groeide hij uit tot dé grondwetdeskundige van Nederland.

Sinds de revolutionaire jaren vanaf het einde van de 18de eeuw was de grondwet een actueel thema in Europa. Al tijdens de Bataafse Republiek was in 1798 onder druk van de Fransen een eerste grondwet opgesteld. Na de bevrijding van de Fransen werd de eerste Nederlandse grondwet ingevoerd in 1814. Deze werd gewijzigd in 1815 en 1840. Maar al deze grondwetten waren noch democratisch tot stand gekomen, noch democratisch van inhoud.
Toen Thorbecke in 1844 in de Tweede Kamer werd gekozen maakte hij van de gelegenheid gebruik een grondwetsherziening op de agenda te zetten. Hij was de centrale figuur in een groep van negen kamerleden die dat jaar een voorstel voor een ingrijpende hervorming van de grondwet indiende, het zogenoemde Negenmannenvoorstel. Het voorstel werd niet in behandeling genomen, maar toen in 1848 overal in Europa revoluties uitbraken en zelfs in Amsterdam een oproer plaatsvond, wist Thorbecke koning Willem II ervan te overtuigen dat ingrijpende hervormingen onontkoombaar waren. De koning veranderde, zoals hij later zou zeggen, in één nacht van conservatief tot liberaal en later dat jaar werd de nieuwe grondwet aangenomen.
Thorbecke is van 1849 tot zijn dood in 1872 onafgebroken kamerlid of minister geweest. Zijn staatkundige hervormingen hadden ook invloed op Zwolle. Eerst onder de naam Thorbeckianen van Vrijheid en Orde, later aangeduid als de Liberale Kiesvereniging, hadden de liberalen het in de tweede helft van de 19de eeuw voor het zeggen in de Zwolse politiek.

In 1862 was Thorbecke voor even terug in Zwolle. Hij legde dat jaar de eerste steen voor de aanleg van de spoorbrug over de IJssel. Dat was niet zomaar een formaliteit, want Thorbecke had zich als minister zeer ingespannen voor de ontsluiting van Oost-Nederland door middel van spoorwegen. Al de avond ervoor bezichtigde hij de plek waar de brug moest komen en op zijn verzoek wandelde het gezelschap terug naar de binnenstad. Blijkbaar had hij Zwolle weer in zijn hart gesloten.
In 1876 eerde Zwolle deze grote staatsman met een marmeren plaquette in de gevel van zijn geboortehuis. Vanaf dat moment heette de Dijk de Thorbeckegracht. Ook werd in latere jaren nog een Zwolse school naar hem vernoemd en in Ittersum een laan. 120 jaar na zijn dood keerde Thorbecke definitief naar Zwolle terug, zij het dan in brons gegoten. Het standbeeld op het Stationsplein uit 1992 is gemaakt door de Amsterdamse kunstenaar Hans Bayens. En zo kijkt Thorbecke op flinke afstand van het stadsbestuur toe of Zwolle wel meegaat in de vaart der volkeren.