Nieuwe buren, nieuwe uitdagingen

Aanleg van de Noordoostpolder

Tijd van wereldoorlogen

Toen op 28 mei 1932 de Afsluitdijk gereedkwam en het einde van de Zuiderzee een feit werd, hesen de vissers van Vollenhove de vlaggen op hun schepen halfstok. Dit was voor de stad, waar een groot deel van de bevolking van de visserij leefde, één van de donkerste dagen uit haar geschiedenis. Met 105 zeegaande vissersschepen was Vollenhove in 1905 nog de belangrijkste vissersplaats van Overijssel: de zevende in rang van alle vissersplaatsen aan de Zuiderzee. De komst van de Noordoostpolder betekende het einde voor de eens zo bloeiende visserijsector.

Ontginning

Nadat op 9 september 1942 de Noordoostpolder droogviel, werd begonnen met de ontginning van het gebied. Wegen, bruggen en duikers werden aangelegd, sloten en greppels gegraven en het nieuwe land werd in cultuur gebracht. Dit verschafte een enorme werkgelegenheid. Duizenden arbeiders waren hierdoor vrijgesteld van de zogeheten Arbeitseinsatz voor de Duitse bezetter. Het zware werk in de polder was verre te verkiezen boven tewerkstelling in Duitsland. Ook mannen die om andere redenen uit de greep van de bezetter wilden blijven, doken er onder. De afkorting N.O.P. stond hierdoor bekend als "Nederlands Onderduikers Paradijs". De functie van de polder als vrijhaven duurde tot 17 november 1944. Toen werden met een grote razzia in 2 dagen tijd ongeveer 1.500 onderduikers opgepakt in de polder en randgemeenten en alsnog afgevoerd naar Duitsland.

Inrichting

Na de oorlog werd begonnen met de bouw van boerderijen en woningen in de nieuwe polderdorpen. Dit gaf veel werkgelegenheid en bood kansen aan nieuwe ondernemingen. Het in 1957 in Steenwijk opgerichte bedrijf DYKA BV heeft zijn ontstaan bijvoorbeeld te danken aan de grote behoefte die er in de bouw bestond aan kunststofleidingen en hulpstukken. In het begin van de jaren '50 kwamen er vestigingen van twee grote onderzoeksinstellingen in de polder: het Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium en het Waterloopkundig Laboratorium. Deze instituten verschaften werk aan vele honderden mensen die zowel in de polder als op het oude land woonden en op hun beurt ook nieuwe impulsen gaven aan het cultureel leven in de overwegend agrarisch ingestelde omgeving.

Blokzijl en Kuinre

In tegenstelling tot Vollenhove en Kuinre was Blokzijl geen vissersplaats. Blokzijl kende een florerende huisnijverheid van biezenmatten en er was een grote houthandel. De producten van deze nijverheid en industrie werden per scheepslading over de Zuiderzee vervoerd en in het Westen verhandeld.Vanwege zijn vaarverbinding met het achterland en ten behoeve van de afwatering van binnenlands water bleef Blokzijl met een randmeer en via een keersluis bij Kadoelen met het IJsselmeer verbonden. Ook en vooral vanwege het gemaal A.F. Stroink, dat een cruciale rol speelt in het waterbeheer in het Land van Vollenhove, bleef deze open verbinding noodzakelijk. Tussen Blokzijl en Lemmer werd geen randmeer aangelegd. Daardoor verloor de oude havenplaats Kuinre de weg naar zee en moesten de dorpelingen die hun brood met hun schepen verdienden op zoek naar een ander middel van bestaan.

Infrastructurele werken

De inrichting van de Noordoostpolder had grote invloed op de infrastructuur van het oude land, waar tot dan toe het vervoer grotendeels over water plaatsvond en waar de landwegen doodliepen in de kustplaatsen, de randen van de bewoonde wereld. Na het droogvallen van de polder werd voor het transport vooral gebruik gemaakt van vrachtauto's. De doorgaande wegen naar de polder moesten echter nog worden aangelegd. De belangrijkste aansluitingen van de doorgaande wegen kwamen bij Kuinre (de N351 van Wolvega naar Emmeloord), bij Blokzijl (de N333 van Steenwijk naar Marknesse) en bij Vollenhove (de N331 van Zwolle via Zwartsluis naar Emmeloord).

In het waterbeheer van het oude land kwam eveneens verandering nadat er bij Kuinre niet langer geloosd kon worden op de Zuiderzee. Doordat het waterpeil in de Noordoostpolder veel lager is dan op het oude land stroomt er veel kwelwater onder de oude Zuiderzeedijk door naar de polder. Om te voorkomen dat hierdoor het oude land uitdroogt, worden de kavelsloten goed op peil gehouden.