Een markt

Oldemarkt, handelsplaats

Tijd van steden en staten

In 1336 kregen de parochianen van Paasloo toestemming van bisschop-landsheer Jan van Arkel om zich kerkelijk af te scheiden van Steenwijk. Voorwaarde was dat de boeren van Paasloo en de lieden die "an der Market ende op de Hair" woonden aan de pastoor van de St.-Clemenskerk jaarlijks een hoen leverden. De markt voor de boterhandel, de Boterberg, lag nabij de plaats waar de Haarsloot en Scholtensloot uitmondden in de Mercksloot. Deze vaarweg, later bekend als het Mallegat, stond in verbinding met rivier de Linde.

Van Paasloo naar Oldemarkt

De markt lag op een terpje, met gracht eromheen, om jaarlijkse overstroming zoals de aangrenzende Broeklanden door de Linde te voorkomen. Langs de toegangsweg naar deze markt ontstond in de loop der jaren bewoning. Op 10 juni 1438 verleende de bisschop-landsheer aan de parochianen van Paasloo het recht van een dinsdagse weekmarkt en twee jaarmarkten "in de Oldemarck", 8 dagen voor en na Pinksterdrie (derde pinksterdag) en op St.-Lambertusdag, 17 september. De plaatsnaam Oldemarkt, Antiquum Forum, duidt op een vanouds bekende markt. Vanwege de afstand tot de kerk van Paasloo mochten de dorpelingen van Oldemarkt een eigen kapel bouwen, die in augustus 1448 gereed was. Het snel groeiende Oldemarkt overvleugelde Paasloo algauw en in 1489 werden de parochiale rechten van de kerk van Paasloo overgedragen aan de kapel van Oldemarkt, gewijd aan Sint Nicolaas, schutspatroon van kooplui en zeelieden.

Marktperikelen

Vanwege de inklinking van de bodem en de stijging van het grondwaterpeil, vooral vanaf de 12de en 13de eeuw, stapten akkerboeren over op de veeteelt. De zuivelproductie nam hierdoor toe en de handel floreerde. Met het oog op de vernatting van het marktterrein, door bodemdaling en veel overstromingen, verschoof men al vóór 1600 de markt zuidwaarts naar het Marktveld, dat in het begin van de 19de eeuw werd verkleind tot het Marktplein. Op 5 juni 1581 besloot Willem van Oranje de weekmarkten van Oldemarkt te verplaatsen naar Steenwijk, dat zwaar had te lijden van de Spanjaarden, om de economie te stimuleren. Toch bleef Oldemarkt een belangrijke handelsplaats. De boterhandel op Amsterdam verliep via kooplieden uit Kuinre. Later werd de Allerheiligenmarkt - van varkens en biggen - op de eerste zaterdagvan november een succes. Ook waren er rechtstreekse veerdiensten op Sneek, Lemmer, Blokzijl, zelfs Enkhuizen en Amsterdam.

Bedrijvigheid

In de 19de eeuw kende Oldemarkt veel kleine industrieën: steenbakkerijen, leerlooierijen, graanmolens, een ouwelbakkerij, hoedenmakerij, bierbottelarij, tabaksfabriek, mosterdmalerij, azijnmakerij, kaarsenmakerij en snelweverij. Aan de weverij van Indiase katoen herinnert nu de nieuwe Calicotstraat (Calcutta). Tegen 1900 kwamen er maar liefst twee zuivelfabrieken in Oldemarkt. Enige villa's en herenhuizen uit deze periode getuigen van stadse aspiraties. In 1868 kwam de spoorlijn Zwolle-Leeuwarden te lopen via concurrent Wolvega, met slechts een halteplaats in Peperga ten behoeve van Oldemarkt. Het dorp verloor allengs zijn handelspositie.

Het huidige dorp Oldemarkt, met drie basisscholen en een aantal winkels, heeft een ruim verzorgingsgebied. De industrie is geconcentreerd op bedrijventerrein De Boterberg - een moderne invulling van een aloude handelsnaam. De drukke Lambertusmarkt, nu gehouden op Hemelvaartsdag, herinnert aan zijn glorieuze voorganger.