Drenthe was vroeger een echte boerenprovincie. Veel boeren verdienden hun geld met akkerbouw of veeteelt. De Drenten hielden koeien voor de melk, de huid en het vlees. Soms werden de koeien alleen gehouden voor eigen gebruik. Maar vaak had een boer meerdere koeien en verkocht hij de overtollige melk aan een melkfabriek. De melk ging in de fabriek in glazen flessen en werd verkocht. Van de rest werd boter en kaas gemaakt.
De melkfabriek
Tegenwoordig hebben boeren een melktank. Een soort grote koelkast waarin de melk bewaard wordt. Dat bestond vroeger nog niet. Melk moest daarom snel weggebracht worden van de boerderij naar de melkfabriek. De melk ging in grote melkbussen en werd met een bootje, paard en wagen of de hondenkar vervoerd. Het vervoer van de melk met de boot werd door een pullenvaarder gedaan. Melkbussen werden namelijk ook wel pullen genoemd. Omdat de afstand van de boerderij naar de fabriek kort moest zijn was er in bijna elk dorp wel een melkfabriek te vinden. Veel melkfabrieken zijn inmiddels afgebroken, maar soms staat het gebouw er nog, zoals bijvoorbeeld in Wapse en Bunne. In de fabriek werd van de melk boter gemaakt. De machines daarvoor werkten op stoom of moesten met de hand worden aangezwengeld. Door de komst van nieuwe technieken konden de boter en andere producten veel sneller en makkelijker worden gemaakt. Later konden de boeren zelf hun melk koelen in een grote koeltank op de boerderij. De kleine fabrieken verdwenen, omdat een paar grote melkfabrieken voldoende waren voor alle zuivelverwerking.
Ook de melkbussen verdwenen van de boerderij, omdat de wegen steeds beter werden en vrachtwagens met grote koeltanks de melk kwamen halen van de boerderij. Toen in de jaren zestig van de 20ste eeuw de melkmachine werd uitgevonden konden boeren steeds meer koeien houden en werden de boerenbedrijven steeds groter. De kleine boerenbedrijven verdwenen en er kwamen grote bedrijven voor in de plaats. Dit proces wordt industrialisatie genoemd.
DOMO
De DOMO in Beilen was één van die grote zuivelfabrieken in Drenthe. In 1938 werd de Domo opgericht. Domo is een afkorting voor Drentse Onder Melk Organisatie. Ondermelk is wat er overblijft als je van melk boter en kaas hebt gemaakt. Van de ondermelk kon je andere dingen maken, zoals vla en pudding. De DOMO fabriek werd landelijk bekend met een reclamespot met zingende koeien. Vraag je ouders maar, die kunnen het liedje van de reclame vast nog zingen. De DOMO fabriek bestaat nog steeds, nu is de fabriek onderdeel van Friesland Campina.
-
Wie werden er ridder?
Niet iedereen kon ridder worden! Daarvoor moest je van adel zijn: je moest uit een rijke en deftige familie komen. En je moest een jongen zijn. Meisjes van adel werden jonkvrouw, zij konden geen ridder worden.
-
Leren voor ridder
Om ridder te worden, ging je bij een ridder in de leer als je zeven jaar was. Je werd dan een page. Een page leerde vechten met een zwaard en een dolk. Je deed ook allerlei klusjes voor de ridder: zijn paard borstelen, de honden eten geven en eten maken voor de ridder zelf.
Als je als page genoeg had geleerd, werd je op je veertiende jaar schildknaap. Dan mocht je ook mee naar veldslagen. Je droeg het schild van je ridder. Tijdens een veldslag kon de je laten zien dat je zelf ook goed kon vechten. Als je dapper genoeg was geweest, gaf de ridder je de ridderslag. In de tijd van Floris de Vijfde kreeg je dan een klapje in je nek om goed te onthouden wat je beloofd had. Later kreeg je een tik met een zwaard op je schouder. Als je de ridderslag ontvangen had, was je zelf een ridder!
-
Een wapenschild
Dit is het wapenschild van Floris de Vijfde. Elke ridder had een tekening op zijn schild staan. Dat noemen we zijn wapen. Dat is dus geen wapen om mee te vechten, maar een soort logo. Dat logo was handig, want ridders vochten in een harnas. Je kon natuurlijk niet goed zien wie daarin zat! Aan het wapen op het schild kon je een ridder herkennen.
Ridders waren heel trots op hun wapenschild. Vaak kozen ze zelf wat erop kwam te staan. Een stoer dier zoals een leeuw bijvoorbeeld! Of ze kozen speciale kleuren.
Later gingen ridders hun wapen ook op vlaggen en andere dingen gebruiken. Wapens werden vaak familiewapens: je kreeg hetzelfde wapen als je vader. Nu gebruiken we nog steeds wapens: het wapen van Nederland bijvoorbeeld, of wapens van de provincies. Sommige families hebben nog steeds een familiewapen. -
Soldaten te paard
Ridders waren soldaten te paard. Omdat ze hoog op hun paard zaten, waren ze snel en hadden ze een goed overzicht. Hierdoor waren ze moeilijker te verslaan dan soldaten te voet.
Om zichzelf te beschermen droegen ridders een speciaal pak. In de tijd van Floris bestond dit pak uit een wapenjas, een maliënkolder en een tuniek. Een wapenjas was een jas van een dikke stof om harde klappen op te vangen. Daaroverheen kwam een maliënkolder. Dat was een jas van ijzeren ringetjes. En als laatste trok de ridder zijn tuniek aan. Dat was een lang, hemd. Daaraan kon iedereen zien voor wie je vocht. Je kunt het een beetje vergelijken met een voetbalshirt.
Als er geen oorlog was, oefenden ridders met elkaar in toernooien. In een toernooi probeerden twee ridders elkaar met een lans van het paard af te stoten. Een lans is een lange stok met een scherpe punt eraan. Zo'n toernooi was soms best gevaarlijk. Maar wie won, behaalde er veel eer mee. -
Een 'riddercode'
Je fatsoenlijk gedragen, dat vinden we tegenwoordig heel belangrijk. Wist je dat we dat van de ridders hebben geleerd? De ridders hadden een 'riddercode': afspraken over hoe je je moet gedragen. Want als een ridder bij een hoge edelman op het kasteel kwam, was dat wel belangrijk!
De regels van de 'riddercode' gingen over veel verschillende dingen. Dat je niet mag eten met je ellebogen op tafel, bijvoorbeeld. En dat je niet door een ander heen mag praten of in je neus mag peuteren. Maar ook dat je vrouwen altijd moet beschermen en dat je niet driftig moet zijn.
Ook gewone mensen leerden deze regels! Dat kwam doordat ze naar ridderverhalen luisterden. De ridders in deze verhalen waren altijd perfect: ze waren knap, aardig én ze deden alles volgens de regels. Zo leerden ook de gewone mensen hoe het hoorde.
Vensterplaat Floris de Vijfde. Voor docenten: Vensterles groep 5-8. Illustratie: Fred Marschall.
Vensterplaat
-
Graaf Floris de Vijfde
Dit is Floris de Vijfde. Hij leefde van 1254 tot 1296. Floris was graaf van Holland en Zeeland. Een graaf is een man van adel die de macht had over een groot gebied.
-
Floris de Vijfde vermoord
Floris de Vijfde leefde heel lang geleden, maar veel mensen kennen nog steeds het spannende verhaal over hoe hij in 1296 op zijn eigen kasteel gevangen zat en hoe hij werd vermoord. Door wie en waarom werd Floris de Vijfde gedood?
-
Het ontstaan van de eerste kastelen
Om zijn gebieden te beschermen, liet graaf Floris de Vijfde overal kastelen bouwen. Bij Alkmaar, Medemblik, Wijdenes en natuurlijk het Muiderslot bij Muiden. Maar hoe zijn de eerste kastelen eigenlijk ontstaan?
-
Een aanval op een kasteel
Een kasteel is heel sterk. De dikke muren beschermen je tegen de vijand. Maar als die je kasteel omsingelt, zit je opgesloten! Je kunt geen kant meer op… Hoe valt de vijand aan? En hoe kun jij je verdedigen?
Vensterplaat Floris de Vijfde. Voor docenten: Vensterles groep 5-8. Illustratie: Fred Marschall.
Vensterplaat