De erflaatster

Fundatie van Renswoude

Maria Duijst van Voorhout werd op 22 januari 1662 in Delft geboren als dochter van Hendrik Duijst van Voorhout en Cornelia Rataller Doublet. Haar vader behoorde tot de plaatselijke regenten. Dochter Maria trouwde ook al met iemand uit dit regentenmilieu, mr. Dirk van Hoogeveen, veertigraad in Delft. Dirk overleed echter al na twee jaar en op haar 21ste was Maria weduwe. Zij hertrouwde in 1685 met de Utrechtse edelman Frederik Adriaan baron van Reede, vrijheer van Renswoude. Het huwelijk was zeer tegen de zin van haar steenrijke grootmoeder Geertruijd van der Burgh, die er voor zorgde dat de tweede man van haar kleindochter niet aan de erfenis kon komen.

Maria en Frederik Adriaan en Maria kregen een dochtertje, dat na een jaar stierf. De kindersterfte was hoog in de zeventiende eeuw, ook onder de elite. Daarna zijn er geen kinderen meer gekomen. Mogelijk heeft dit te maken met de homoseksuele geaardheid van Frederik Adriaan of met de angst van Maria voor te sterven in het kraambed. In de familie was dat al diverse keren voorgekomen.

Door sterfgevallen in haar familie erfde Maria een enorm kapitaal, waarover zij vrij kon beschikken na de dood van Frederik in 1739. Ze had tenslotte zelf geen kinderen. In zulke gevallen werd het vermogen soms aan een stichting nagelaten. Dat deed ook Maria. In 1749 bepaalde zij dat het Weeshuis der Gereformeerden binnen Delft, het Haagse Burgerweeshuis en het Stadsambachtskinderhuis te Utrecht geld zouden krijgen voor de oprichting van een internaat om de 'verstandigste, schranderste en bekwaamste jongens' een opleiding te geven. Het fonds kreeg de naam Fundatie van Renswoude. Toen zij op 26 april 1754 in Utrecht overleed, kwam het geld beschikbaar.