Van klaagtonen tot kindergezang

Levende folklore

Tijd van wereldoorlogen

"De paasvuren branden alom in het rond; en het landvolk de kersthoorn doet klinken".
Deze regels uit het Twentse Volkslied, die J.J. van Deinse in 1926 opschreef, worden in alle kernen in onze Hof nog volop gepraktiseerd. In alle maten worden de boakes op de vrije zaterdagen in de lijdenstijd vóór Pasen door oud en jong opgebouwd uit bijeengebracht snoeihout en takken. Gebeurde het opbouwen van de brandstapel vroeger handmatig, tegenwoordig maakt men veelal gebruik van moderne hijsapparatuur, om er een zo indrukwekkend mogelijke brandstapel van te maken. Tegen de schemering op de eerste Paasdag wordt het vuur ontstoken. In de kernen gaan daar veelal (kinder-)lampionoptochten aan vooraf, begeleid door de plaatselijke harmonie, of het fanfarekorps. In Markelo was het gebruikelijk dat jonge meisjes door de jongens zwart gemaakt werden met roet van het paasvuur. De vuurzee maakt de mens ook dorstig en dat verschijnsel wordt bestreden in een in de nabijheid opgestelde tent. Het uitwisselen van gegevens omtrent het aantal verorberde eieren behoort welhaast tot het verleden en weinig bezoekers beseffen dat het paasvuur ooit bedoeld was om de boze geesten te verdrijven.

Blazers rond de kortste dag

De kersthoorn laat hier in twee variaties van zich horen. In Delden (Ambt en Stad), Goor en Diepenheim zijn de midwinterhoornblazers actief vanaf de eerste Adventszondag tot en met Driekoningen op 6 januari. In Markelo zijn het de ossenhoornblazers die de traditie in ere houden. De midwinterhoorn wordt handmatig vervaardigd uit een enigszins kromme berken-, elzen- of knotwilgenstam. De stam van zo'n 1½ m wordt in de lengte gehalveerd, uitgehold en aan elkaar gelijmd. Het mondstuk bestaat uit vlierhout. Kleppen of gaten kennen de midwinterhoorn en de ossenhoorn niet, zodat er slechts enkele tonen te horen zijn. Het zijn pure solo-instrumenten. Vroeger blies men boven de waterput, waardoor het "klagende" geluid verder "droeg" en het beantwoord werd door een blazer van een verderop gelegen boerderij. Het ossenhoornblazen is een typisch Markelose traditie, die in 1988 weer nieuw leven is ingeblazen, nadat er eind 19de eeuw de klad was ingekomen Werd er vroeger alleen op mirrewinteravond geblazen, nu gebeurt dat op de ossenhoorn door een elftal Markeloërs ook regelmatig in de adventstijd. Het openingsconcert vindt altijd plaats bij kasteel Weldam, waarbij de beschermheer en -vrouwe, graaf en gravin zu Solms-Sonnenwalde, tot de trouwe luisteraars behoren.

Grenzeloos dansen

In de voormalige gemeenten Markelo, Diepenheim en Delden zijn boerendansgroepen (sommige al vanaf de jaren dertig van de vorige eeuw) actief, waardoor de Driekusman, de polka en de veleta niet in de vergetelheid raken, zomin als de oude klederdrachten. Op de tonen van de spölleman met zijn harmonica, met ritmische begeleiding van de op hun zondags uitgedoste dames en heren dansers op de klompen, wordt er niet alleen plaatselijk opgetreden, maar ook heel vaak in den vreemde. De Folkloristische Verenigingen Markelo, De Stedeker Daansers en Krummels uit Diepenheim en de Rappe Klömpkes uit Ambt Delden brengen door hun optredens in binnen- en buitenland op internationale festivals vele volkeren dichter bij elkaar.

Laatste collecte van het jaar

Een wel zeer bijzondere folklore voltrekt zich in de schemeruren op Oudejaarsdag in Goor.
Kinderen van ongeveer 3 tot 8 jaar gaan al foekepottend langs de huizen, bellen aan en zingen daarbij een liedje dat ze verder zullen gaan als ze een kleine financiële bijdrage hebben ontvangen om een broodje te nuttigen. Waarom dit verschijnsel zich in Goor voordoet, is niet bekend. Misschien omdat men het hier niet zo breed had? De foekepot is een instrument (al geschilderd door Frans Hals in de Gouden Eeuw) bestaande uit een stenen bloempot met daaroverheen een varkensblaas gespannen. In het midden zit een gaatje waardoor een rietje is gestoken, vastgebonden aan het blaasvlies. Met een wrijvende handbeweging wordt de trilling van het stokje overgedragen op het vlies. Het daarmee voortgebrachte geluid dient als begeleiding van het liedje "foekepotterij, foekepotterij, geef me een centje, dan ga ik weer voorbij".