Huis Cattelaar

Adel en herenhuizen

Tijd van regenten en vorsten

Het Cattelaar was één van de twee herenhuizen die vroeger in Enter gestaan hebben. Het lag aan de Regge tegenover de latere schippersherberg Binnen-Gerrit. Er is nooit een tekening gevonden en we moeten het doen met een summiere beschrijving uit een gerechtelijke procedure uit 1774 en de kadastrale situatietekening van circa 1820. De stichtingsdatum van het herenhuis ligt waarschijnlijk rond 1616 tijdens het Twaalfjarig Bestand in de Tachtigjarige oorlog. In die tijd verwierf Bernard Boncamp, rentmeester van Twente in Spaanse dienst bezittingen in Enter. Hij liet het huis Cattelaar bouwen. Na zijn dood in 1660 erfde zijn zoon Henrick het herenhuis. In 1662 verkocht hij het Cattelaar aan Robert van Heerdt tot de Eversberg. Robert overleed in 1672 op het Cattelaar. Toen zijn vrouw in 1679 ook overleed verkocht de familie het huis in 1685 aan Herman Borgerink uit Deventer.

Handelscentrum

Het is zijn zoon Antoni die rond 1750 van Binnen-Gerrit een overslagcentrum maakte voor het vervoer van goederen van Twente naar Zwolle etc. Er verrees een pakhuis en er kwam een kraan voor het in- en uitladen van de koopwaar in de zompen. Na deze inspanningen zagen zijn twee dochters met lede ogen aan hoe in 1772 de Twickelervaart gegraven werd. Omdat deze vaart een eind stroomafwaarts van het Cattelaar zou uitmonden in de Regge zou de functie van het overslagcentrum grotendeels verloren gaan. De zusters verzetten zich hevig tegen de aanleg van de vaart. Onder druk van zware financiële claims staakten de dames hun verzet. Ze overleden respectievelijk in 1773 en 1796. De erfgenamen verkochten het Cattelaar voor f 40.000,‒ aan de familie Eindhoven uit Blokzijl. De laatste bewoners van het Cattelaar was de familie Raab van Canstein. Rond 1830 is het afgebroken. Alleen het bouwhuis is bewaard gebleven.

De Berghorst

Er stond nog een herenhuis in Enter: de Berghorst. In 1643 was Herman van Heerdt tot de Eversberg de eigenaar. Omstreeks 1665 werd de Berghorst door van Heerdt verkocht aan Willem Jacob van Staverden die getrouwd was met Mechteld Lucretia Voet van het landgoed Beugelscamp in Denekamp. Van Staverden overleed op de Berghorst op 30 oktober 1689. De weduwe bleef achter met twee dochters. De schoonzuster van mevrouw Van Staverden, die het beheer voerde over de Beugelscamp, werd vanwege "enige ontsteltheyt in haar hersenen" onder curatele gesteld. Zij was niet meer in staat het beheer over de Beugelscamp te voeren. Hierdoor kwam mevrouw Van Staverden in beeld als erfgenaam. Dit lokte huwelijkskandidaten voor haar dochters. De ene dochter trouwde met baron George Stephan Cramer zo Klausburg, kapitein der infanterie uit Goslar in het Harzgebergte. De oudste dochter trouwde in 1710 met Baron Alexander von Raet luitenant in het Franse regiment d'Alsac. Rond 1750 vertrok het gezin naar de Beugelscamp en de Berghorst werd verhuurd. Het huis raakte in verval en in 1818 werd de Berghorst voor afbraak verkocht.