De markeverdelingen

Einde aan het collectief landschapsbeheer

Tijd van burgers en stoommachines

Eeuwenlang speelden de marken een cruciale rol in het reilen en zeilen van de Raalter boerengemeenschap. De marken vertegenwoordigden de belangen van de grondbezitters, de adel en zelfstandige boeren bij het beheer van de gemeenschappelijke gronden. In de wildernissen van Heeten, Pleegste, Ramele, Luttenberg en het Raalterwoold lieten de boeren hun schapen weiden, haalden ze brandstof en timmerhout, en staken ze plaggen die als strooisel in de stallen en organische bemesting van het akkerland dienden. Boeren zonder rechten in de marke, de keuters, hadden slechts in beperkte mate toegang tot de gemeenschappelijke gronden of moesten er stevig voor betalen.

Ontginningsmaatregelen

In de tweede helft van de 18de eeuw ontstond er discussie over de vraag hoe de landbouwproductiviteit te verhogen om de toenemende vraag naar voedsel, ten gevolge van de bevolkingsgroei, het hoofd te kunnen bieden. De wens om woeste gronden in het bezit van de marken te cultiveren nam steeds grotere vormen aan. Anderzijds was dit niet in het belang van de gevestigde boeren. "Waar zal de bouwman zijn plaggen en schollen voor de mest en zijn schadden voor hun brand vandaan halen?", zo klonk het. Kunstmest zou pas bijna 100 jaar later zijn intrede doen. Door de overheid werden veel onderzoeken gedaan en enquêtes gehouden om te peilen hoe de verhoudingen in de verschillende regio's lagen. Vele commissies werden in het leven geroepen waarin op één uitzondering na geen vertegenwoordiging zat van de direct belanghebbenden, namelijk de boeren zelf. Allerlei maatregelen werden er genomen om de ontginning van woeste gronden te stimuleren, zoals vrijstelling van grondbelasting voor de eerste 30 jaar. Het proces van ontginning bleef stroperig verlopen.

Verdeling

In 1809 kwam er wetgeving met maatregelen die de ontginning van woeste gronden moest bevorderen. Eén van de belangrijke regels in de wetgeving was "het bevorderen van het in particulier eigendom brengen van gronden", dus een duidelijker streven om tot verdeling van de marken te komen. In 1810 kwam er een gedetailleerde uitwerking van de wet. In deze uitwerking was een niet onbelangrijke regel opgenomen. Voor het eerst werd bepaald dat er ook voor de belangen van de ongewaarde keuterboeren gezorgd moest worden.
Ondanks de uitgevaardigde wetten maakten de markerichters van de Raalter marken geen haast om tot verdeling te komen. Pas 25 jaar later werd er onder druk van de overheid werk van gemaakt. In 1836 hadden de erfgenamen van de marken Heeten en Pleegste met meerderheid van stemmen zich kunnen vinden in een verdelingsplan. Voor Raalterwoold, Luttenberg en Ramele moest er eerst nog de wet van 1837 komen voordat zij metterdaad overgingen tot de markeverdeling. In deze wet was bepaald dat de wetten van 1809 en 1810 stipt nagekomen moesten worden. In 1848 was de marke Ramele de laatste in de rij.

Boetelerveld

Nadat de verdeling had plaatsgevonden, betekende dit nog niet dat er massaal uitvoering werd gegeven aan de ontginningen van de woeste gronden. Alleen de grootgrondbezitters gingen over tot het cultiveren van de grond. Dit gebeurde niet door het aanleggen van landbouwakkers en weiden, maar door het aanleggen van bossen. De gronden die braak bleven liggen, werden overwegend pas in de eerste helft van de 20ste eeuw ontgonnen. Hierbij speelde de Nederlandse Heide Maatschappij een belangrijke rol, alsmede de subsidies die door de overheid werden verstrekt. Het Boetelerveld ten zuiden van Raalte is één van de laatste gebieden die aan dit ontginningsoffensief is ontsnapt. Het natuurgebied van Landschap Overijssel is een uniek voorbeeld van hoe het landschap in deze omgeving er in de tijd van de marken uitgezien heeft.