De Koornmarktspoort

De weerbare stad

Tijd van steden en staten

In 1324 plaatste de stad Kampen een grote order voor maar liefst 12.000 bakstenen. En ook in de jaren daarna zien we de aankoop van grote partijen stenen regelmatig in de stadsrekeningen terugkomen. De nabije steenbakkers konden zich in de handen wrijven: een groot deel van hun productie werd door Kampen afgenomen. De aankopen duiden op de aanleg van verschillende verdedigingswerken.

Stadsmuur

Kampen wilde met de bouw van een stadsmuur zijn vrijheid verdedigen tegen eventuele aanvallers. Gelijktijdig met de aanleg van de stadsmuur werd ook de voor de muur liggende Burgel fors verbreed en uitgegraven, zodat het water beter dienst kon doen als verdedigingsgracht. De stevige muur die de stad nu omgaf was niet de eerste. Er bestond al een oudere, maar veel eenvoudiger ommuring, wellicht deels van hout. Niet alleen werd deze eerdere wering vervangen, ook werd tegelijk een groter deel van de stad binnen de muren getrokken. De eerste muur liep vermoedelijk via het Oorgat langs de Burgel via de Botervatsteeg naar de IJssel. De nieuwe muur liep bij de Botervatsteeg door om uiteindelijk bij wat nu de Buitenhaven is de IJssel te ontmoeten. Zo werd het gebied rond de Buitenkerk, de Oude Hagen, binnen de ommuring getrokken. In het wegdek van de Burgwal is tegenwoordig met behulp van gekleurde stenen de loop van deze stadsmuur aangegeven. Of er in die tijd ook al een muur langs de IJssel heeft gestaan, is onduidelijk. Wat wel vaststaat, is dat tegen het einde van de 14de eeuw ook het gebied tussen Oudestraat en IJssel is ommuurd. Drie grote poorten waren er te vinden: De Koornmarktspoort, de Vispoort en een poort voor de Schapensteeg, later Louwenpoort genaamd. Zeker tot de bouw van de eerste brug over de IJssel in 1448 was de Koornmarktspoort daarvan de belangrijkste. Het was vanaf hier dat er een veer over de IJssel voer.

Nieuwe muur

Ondertussen bleef de stad groeien. In het noorden ontstond de Nieuwe Hagen. In het westen werden huizen gebouwd op de vóór de Burgel gelegen Vloeddijk. Om de bevolkingsaanwas op te vangen werd in 1462 besloten het gebied tussen Vloeddijk en een daarachterliggende wetering binnen de stad te trekken en te ommuren. De nieuwe muur bood een indrukwekkend aanzien. Hij was ruim 6 m hoog en bijna 2 m dik. Behalve dertien muurtorens waren er vijf grote toegangspoorten: In het Zuiden de Venepoort; in het westen de Cellesboederpoort, de Broederpoort en de Kalverhekkenpoort; en in het noorden de Hagenpoort. Uiteraard behielden ook de Koornmarktspoort, de Vispoort en de Louwenpoort hun functie. De overbodig geworden muur langs de Burgel werd afgebroken. Deze klus was tegen het einde van de 15de eeuw geklaard. Daarmee kreeg de stad in grote lijnen de begrenzing die ze tot in de 20ste eeuw zou behouden.

"Constelijk en cierlijck"

Kampen kon nu bogen op het trotse bezit van een indrukwekkende stadsmuur die duidelijk maakte dat er met de stad niet te spotten viel. De muur vormde een garantie voor de zelfstandigheid van de stad. Maar al snel bleek deze verdediging niet meer afdoende. Kanonnen en ander geschut werden beter en zwaarder. Vóór de muur aan de landzijde werd in 1543 een nieuwe gracht aangelegd. Hoe nodig aanpassingen aan de muur waren, bleek wel tijdens de Tachtigjarige Oorlog, toen in 1578 de stad door de staatse troepen van Rennenberg werd belegerd. Een kroniekschrijver tekende op: "Dese Stadt hadde des maels eenen schoonen hooghen muur met veelderley fatsoen van schoone toorens daer in ende daer aen constelijck ende cierlijck gemaeckt, maer sonder Wallen ofte Bolle-wercken, want die daer nu zijn die zijn nae der handt aldaer ghemaeckt". Het ontbreken van die wallen bleek funest. Met behulp van zwaar geschut wisten de troepen van Rennenberg een grote bres in de muur te schieten. Doordat de brokstukken van de muur ook nog eens in de gracht vielen en deze als het ware dempten, lag de stad nu open voor de aanvallers. Kampen was genoodzaakt zich over te geven. Door deze ervaring wijs geworden werd de stadsmuur tegen het eind van de 16de eeuw van aarden wallen voorzien. Ook werden er vóór de poorten bastions of bolwerken aangelegd. Vanaf deze bolwerken konden eventuele belegeraars onder vuur worden genomen.

Ontmanteling

De verdediging van de stad was in handen van de stedelijke schutterij. Dit schuttersgilde bestond uit leden van de verschillende gilden. De schutterij oefende zich het hele jaar door in het gebruik van de wapens. De kunde van de schutters werd op het jaarlijkse "papegaaischieten" feestelijk getoond. Lange tijd bleef de ommuring van de stad intact. Pas in de 19de eeuw zou ze worden ontmanteld. Toen hadden de muren vanuit militair oogpunt geen nut meer. Het is veelbetekenend dat de afbraak van de muren en andere verdedigingswerken min of meer samenviel met het einde van de stedelijke autonomie die Kampen tot aan de Franse Tijd had gekend. Voortaan maakte Kampen deel uit van het Koninkrijk der Nederlanden. Landsverdediging verving de aloude stedelijke weerbaarheid. De indrukwekkende Koornmarkts-, Cellebroeders- en Broederpoort en de restanten van de stadsmuur langs de IJssel houden de herinnering aan dit militaire verleden nog altijd levend.