De dorpsbrand

Vuurstorm over Holten

Tijd van burgers en stoommachines

Vlam in de pan

Het gebeurde op dinsdag 16 juni 1829. Het was al dagenlang erg warm geweest, zonder een enkele regenbui. Alles was kurkdroog. Vrouw Bosschers was rond een uur of 5 eten aan het koken. Plotseling sloeg de vlam in de pan met olie. Een enorme steekvlam zette het achtervertrek in brand. Snel greep vrouw Bosschers een emmer water om het vuur te blussen. Maar was geen houden aan: het rieten dak had vlam gevat en het vuur greep snel om zich heen.

Brand!

Door de harde wind kwamen vonken en stukken brandend riet neer op de rieten daken van de andere woningen. Het vuur verspreidde zich zo snel, dat het niet lang duurde voordat het hele dorp in brand stond. Veel Holtenaren waren die dag op het land aan het werk. Toen ze de zwarte rook boven hun dorp zagen, renden ze terug om te blussen. Helaas had dat geen enkele zin meer.

Hulp

Vanuit Markelo werd de brandspuit, voortgetrokken door paarden, naar Holten gestuurd. Ook Rijssen en Enter stuurden mensen om te helpen blussen. Maar ook zij konden niks meer doen. Na een uur was de vuurstorm uitgeraasd. Bijna heel Holten was verbrand: van 52 huizen, 17 schuren, de kerk, de kerktoren en de school was niet veel meer over.

Opbouwen

In heel Nederland zamelden de mensen geld in om de Holtenaren te helpen. Ook Koning Willem I (de eerste) deed mee. Hij gaf de Holtenaren f 12.000,‒ om de kerk te herbouwen. Al snel werd een begin gemaakt met het opbouwen van het dorp. Het nieuw Holten leek veel op het oude dorp. Alleen de rieten daken werden vervangen door dakpannen. Die waren niet zo brandgevaarlijk.