Knooppunt Hardenberg

Hessenweg en waterwegen

Tijd van regenten en vorsten

Tussen kanovarende toeristen en met elkaar wedijverende drakenboten door vaart geluidloos de Napoleon zijn rondje van landhoeve Zwieseborg tot de stuw bij de Koppel en terug, een kleine rondvaartboot met de naam van de man (of van diens broer) die ooit het plan heeft gehad de Vecht het hele jaar door van Zwolle tot de Duitse grens bevaarbaar te maken.

Waterweg de Vecht

De Vecht was eeuwenlang belangrijk voor het vervoer. Bentheimer zandsteen, bijvoorbeeld voor het paleis op de Dam in Amsterdam, kwam zo ons land binnen. Omdat de Vecht een regenrivier was, alleen bevaarbaar van oktober tot april, was het handig om schepen met platte bodems te gebruiken. Deze houten Vechtzompen, gebouwd in Enter, hadden veel onderhoud nodig. Ze hadden zeilen die bij opkomende buien door touwen in een keer tegen de mast konden worden getrokken. Bij weinig of geen gunstige wind werden ze getrokken; er liep een goed lijnpad over de Vechtdijken.
Al in 1364 werd er gesproken over een brug over de Vecht. Hardenberg kreeg het recht om daar tol te heffen; de opbrengsten werden aanvankelijk gebruikt ten behoeve van de vesting. In de 18de eeuw werd de tol gepacht van de provincie. Zowel schippers als reizigers moesten betalen. Tot het einde van de 19de eeuw lag er een houten brug die geregeld gerepareerd of vervangen moest worden. In 1891 werd een nieuwe ijzeren brug gerealiseerd. Het is niet zo verwonderlijk, dat het enige Hardenbergse gilde dat van de schippers en voerlieden was. Zij hadden het alleenrecht op het vervoer van boekweit en Bentheimer steen naar Hasselt. Een inventaris uit 1812 gaf aan dat Hardenberg toen nog een stuk of twintig schippersfamilies telde en rond 1900 woonden in Ane en Gramsbergen nog de beurtschippers Baarslag en Kampman. Hardenberg, met zijn week- en jaarmarkten, zijn herbergen en kroegen, profiteerde van zijn ligging als "verkeersknooppunt", omdat er eeuwenlang tussen Ommen en de Duitse grens maar één brug was, waar ook de hessenwagens overheen moesten.

Hessenweg

Vanuit Heemse tot de Ommerweg loopt de Hessenweg. Vooral in Gelderland en Overijssel kom je deze straatnaam nog regelmatig tegen, als overblijfsel van een belangrijk (onverhard) verkeerswegennet, ontstaan in de 17de eeuw. Na de vrede van Munster (1648) en het einde van de 30-jarige oorlog in Duitsland kwam het verkeer met hessenkarren en -wagens pas goed op gang. Vervoerders, niet alleen uit Hessen, brachten hiermee hun goederen (linnen, garens, aardewerk) vanuit Duitsland naar Zwolle, Amersfoort en Utrecht. Van daar werd de handel verscheept naar voornamelijk Amsterdam en retourvracht (rijst, tabak, specerijen) ging vanuit de haven mee terug.
De route van Zwolle naar Lingen en verder Duitsland in liep door Heemse, onder Hardenberg langs en bij Venebrugge de grens over. Vanwege hun brede assen (174,5 cm i.p.v. 129,85 cm) mochten de hessenwagens vanaf 1691 in Overijssel geen gebruik meer maken van de doorgaande wegen. De route over de noordelijke Vechtoever werd toen als enige officiële Hessenweg in de provincie aangemerkt.
De pleisterplaatsen, waar de paarden werden uitgespannen en rust kregen en de voerlieden konden overnachten, lagen dan ook vaak buiten de steden. Sommige uitspanningen, zoals De Hongerige Wolf bij Ommen en misschien De Koeslag/De Bokkenpruik als opvolger van de veel oudere Rustenbergh, bestaan nog steeds. In de 19de eeuw verdrongen de nieuwe kanalen en spoorwegen de eeuwenoude Hessenweg, net zoals er, na de kanalisering en het plaatsen van stuwen, een eind kwam aan het vervoer over de Vecht, die nu vooral van belang is voor toerisme en watersport.