Albertus Risaeus

De Reformatie

Tijd van ontdekkers en hervormers

In 1517, hetzelfde jaar dat Albert(us) Risaeus (1510-1574) uit zijn geboorteplaats Rheeze naar Groningen vertrok, timmerde 550 kilometer verderop een monnik 95 stellingen op de deur van de slotkapel in Wittenberg, een gebeurtenis die gezien wordt als het begin van de Reformatie.

Een belangrijke reformator uit Hardenberg

Albert kwam uit een vrome familie. De Nederlandse paus Adrianus schijnt nog familie van hem te zijn geweest. Zijn ouders zagen op de boerderij weinig toekomst voor de intelligente knaap en hij werd op zijn zevende toevertrouwd aan de goede zorgen van oom Johannes Reekamp, abt van het cisterciënzerklooster in Aduard. Na zijn schooltijd in Groningen en een verblijf in Aduard studeerde Albert in Leuven en promoveerde hij in 1539 tot doctor in de theologie in Mainz. In 1540 ging hij naar Emden waar hij in 1543 definitief koos voor de kerk van de Reformatie en trouwde met de ex-non Truytje Syssinghe. Vanaf 1547 was hij dompredikant in Bremen. In 1561 werd Risaeus daar vanwege zijn calvinistische opvattingen verbannen. In 1566 trad hij op als hagenprediker in onder meer Elburg, Harderwijk en Amsterdam. Op 10 augustus van datzelfde jaar ontketende een collega-prediker, Sebastiaan Matte, in Steenvoorde de "beeldenstorm", die in enkele maanden over grote delen van Nederland zou razen. Als reactie hierop stuurde landsheer Filips II de hertog van Alva naar de Nederlanden en veel protestanten, onder wie Risaeus, vluchtten het land uit. Tot zijn dood in 1574 predikte "dr. Hardenberg" in de "vrijstad" (dat wil zeggen onafhankelijke stad) Emden. Risaeus werd vooral bekend als reformator voor het Noordwesten van Duitsland. Maar ook Hardenberg is hem niet vergeten: een straat en een basisschool zijn naar hem vernoemd.

Verwijdering "mispapen"

De "nije lere" mocht dan, dankzij reformatoren als Risaeus, bij onze oosterburen wel opgang hebben gemaakt, in onze regionen moest eerst worden afgerekend met de Spanjaarden. Pas na Maurits' veldtocht in 1597 kon de instructie van de Staten van Overijssel uit 1593, "De gereformeerde traditie moet worden geplant en alleen kerkdiensten van die religie moeten worden toegelaten", worden opgevolgd. In 1595 werd aangekondigd dat "mispapen" door predikanten moesten worden vervangen. Pastoors die in dienst wilden treden van de gereformeerde kerken moesten eerst een theologisch herexamen afleggen. Eenmaal geslaagd mochten ze, in een andere gemeente, aan de slag als predikant. Als ze een concubine hadden, moesten ze die eerst trouwen.

De Reformatie in Heemse en Hardenberg

De laatste Hardenbergse "mispaap", pastoor Rudolf, moest in 1610 plaats maken voor Johannes Edeling. Als eerste dominee betrad hij de kansel van de Stephanuskerk, nadat deze ontdaan was van zijn naam en andere roomse elementen. Toen Edeling in 1611 klaagde over te lage inkomsten, antwoordde de Synode (het kerkbestuur) dat Hardenberg dan maar moest samengaan met Heemse. Daar was juist "een kwasi-pastoor die zijn vrouwe doorstoken en gedood heeft", gestraft en afgezet. Heemse echter beriep zijn eigen voorganger, dominee Johannes Vocking. Toen Edeling in 1633 overleed, ging de populaire Vocking alsnog naar Hardenberg en nam een deel van zijn gemeenteleden mee. Tot Vockings dood in 1662 kerkten Hardenberg en Heemse officieel samen. Niet iedereen was het daarmee eens en onder leiding van koster-schoolmeester Geert Egberts werden er wel diensten gehouden in Heemse, tot ergernis van de Hardenbergers, die deze probeerden te verstoren. Maar op een zondag "hebben die van Heemse onder aanvoeringhe van Arend Krull, den schout, die van den Herdenbergh verjaagt", waarop de Hardenbergers zich zo snel moesten terugtrekken, dat "veelen sich door het water (van de Vecht) hebben moeten redden ende veelen bykans verdroncken seyn".
De Stephanuskerk heeft inmiddels zijn naam weer terug, maar er zouden nog heel wat strubbelingen rond "het ware geloof" volgen.