De Sassenpoort

Een verdedigbare stad

Tijd van steden en staten

Nooit, hoop ik, zal in Zwolle een raad gevonden worden die de schendende hand aan de Sassenpoort durft te slaan. [Hartenkreet van raadslid Noest van der Voort toen in 1877 een ander raadslid voorstelde de poort af te breken om "den toegang naar de stad te verruimen." [Elberts, W.A., Historische wandelingen in en om Zwolle (Zwolle 1890)].

Eeuwenlang was de Sassenpoort (gebouwd rond 1409) één van de zeven toegangspoorten van de stad. Toen het raadslid in 1877 voorstelde de poort te slopen, bestonden de andere toegangspoorten al niet meer: zo was de Kamperpoort in 1813 door ouderdom en achterstallig onderhoud ingestort en de Diezerpoort in 1829 onder de slopershamer gevallen. In die jaren was de oorspronkelijke functie van de poorten al lang verdwenen. Ze dankten hun bestaan aan de noodzaak zich als stad tegen de buitenwereld te beschermen.
Het Zwolse stadsrecht bepaalde onder andere dat de stad haar grondgebied mocht beschermen met grachten en planken of muren. Dat was nodig ook, want het platteland was het terrein van plaatselijke kasteelheren en er zwierf volk rond dat je liever niet in je stad aantrof: afgedankte soldaten, stropende bendes en ander ongeregeld volk. De eerste stadsmuren waren niet van hout maar van steen. Dat bleek uit de vondst in 2004 bij Achter de Broeren van een restant van een stenen stadsmuur van vóór 1300. De vondst is opmerkelijk omdat Zwolle toen in hoofdzaak een stad van hout was. Pas in de 14de eeuw, na een grote stadsbrand, groeide het aantal stenen gebouwen sterk.

Het bleef niet bij die eerste stadsmuur. Zwolle bouwde een vestinggordel om de stad, die bestond uit grachten, muren, poorten en torens. Op de plattegrond van Jacob van Deventer uit ca. 1550 is te zien hoe langs de lijn van het (huidige) Ter Pelkwijkpark, de Walstraat, de Koestraat en de Blijmarkt zelfs twee muren waren aangelegd: één direct grenzend aan deze straten en één middenin de gracht. De torens speelden een belangrijke rol bij de verdediging van de stad. Door de uitvinding van vuurwapens werden aanpassingen noodzakelijk. Veel muurtorens verloren hun spits en werden volgegooid met aarde. Op het plateau dat zo ontstond, plaatsten de Zwollenaren kanonnen.

De Tachtigjarige Oorlog had grote gevolgen voor de Zwolse verdedigingswerken. Stadhouder prins Maurits wilde dat Zwolle deel ging uitmaken van een grote verdedigingslinie, die het noorden van ons land vrij van Spanjaarden moest houden. Naast de al aanwezige stadsmuren en grachten waren voor de verdediging van de stad bastions en verdedigingswallen nodig. Alleen dan was de stad afdoende beschermd tegen de vuurkracht van kanonnen. Tussen 1606 en 1619 bouwde Zwolle twaalf bastions, die nog steeds goed te herkennen zijn. Voorbeelden zijn de Suikerberg, het Van Nahuysplein, het Ter Pelkwijkpark en de Badhuiswal.
Tijdens de Tachtigjarige Oorlog en de jaren daarna zijn de verdedigingswerken van Zwolle nooit gebruikt. In de 19de eeuw was duidelijk dat ze hun functie hadden verloren. Bovendien stonden ze in de weg bij de gewenste uitbreiding van de stad. De sloop kon beginnen. De werkzaamheden kwamen goed te pas om Zwollenaren in de crisisjaren veertig van de 19de eeuw aan werk te helpen. In 1843 verklaarde de burgemeester Vos de Wael: "Oude nauwe poorten, die geene bouwkundige waarde bezaten, zijn gesloopt en opgeruimd; de hooge wallen en borstweringen, overblijfsels van een verdedigings-stelsel dat in onze eeuw doelloos is geworden, zijn gevallen en in aangename wandeldreven herschapen."
Die "aangename wandeldreven" zijn er nog steeds. Aan de sloop van de verdedigingswerken heeft Zwolle zijn prachtige singels te danken. Men sloopte namelijk vooral de poorten en muren, maar niet de bastions. Met enige onderbrekingen kunnen we daardoor ook nu nog een wandeling over een aantal voormalige bastions maken. Ze liggen allemaal net iets hoger dan de rest van de binnenstad. De route voert over de Potgietersingel, het Van Nahuysplein, het Ter Pelkwijkpark, de Genverberg (bij het Kerkbrugje), de Badhuiswal, het Nijkerkenbolwerk (tegenover de Burgemeester Drijbersingel), het Maagjesbolwerk en de Eekwal.

Van de poorten bleef alleen de Sassenpoort overeind, al werd zijn bestaan in 1877 bedreigd toen de gemeente f 3000,‒ moest uitgeven voor onderhoud. Een van de raadsleden merkte op dat de poort "zijn tijd heeft gehad en niet meer in onze tijd past. 't Zou de Zwolschen misschien in den aanvang wat vreemd zijn als 't gebouw werd opgeruimd maar spreker vertrouwt dat dit spoedig zal wennen." Gelukkig was de raad wijzer en de poort werd gered. In 1904 vond nog wel een belangrijke ingreep plaats toen de huizen die aan de westzijde van de Sassenpoort stonden werden afgebroken. De bredere doorgang naar de binnenstad die daardoor ontstond, was aanvankelijk niet bedoeld voor voertuigen. De gemeente bepaalde dat de nieuwe doorgang naast de poort niet mocht worden bereden "met rij- of voertuigen, motorrijtuigen of rijwielen, met uitzondering van sportkarren of kinderwagens en niet mocht worden begaan met paarden, vee, varkens en schapen". Alle rijtuigen moesten gewoon onder de Sassenpoort door, en wel stapvoets. Aan deze situatie kwam snel een einde. Het verkeer uit de stad werd om de poort heengeleid.

Gereconstrueerde delen van de oude muren en poorten zijn nog steeds in Zwolle te bewonderen. Maar het best bewaard bleef de Sassenpoort. Samen met de Peperbus en de Grote of St. Michaëlskerk behoort de poort tot de iconen van de stad.