Canon vraagt om evenwicht

Inderdaad, investeer meer in PABO's en lerarenopleidingen. Geef docenten de kans zich bij te scholen. Het dicteren van een canon van bovenaf reduceert hen verder tot marionetten, alsof docenten geen goede lesprogramma's kunnen maken. Ten tweede gaan bewindslieden voorbij aan de roep om uitbreiding van het aantal lesuren geschiedenis. De grootste groep leerlingen doet vmbo. Maar na de tweede klas krijgen ze nauwelijks geschiedenis. Op havo en vwo is het vak binnenkort alleen verplicht in een van de vier profielen: Cultuur & maatschappij. De nadruk op meer historisch besef blijft een loze kreet als hieraan niets verandert. [...] De populariteit van stamboomonderzoek en de successen van Geert Maks werk tonen een verschuiving in de historische belangstelling naar een meer persoonlijke geschiedenis. Voor zover mensen zich willen spiegelen aan een herkenbaar verleden, kan dat wel eens kleinschaliger zijn dan neopatriotten en verwante geesten wenselijk achten. Bovendien hebben velen tegenwoordig volop gelegenheid hun kennis van het verleden te vergroten. Problematisch daarbij is dat de grenzen tussen informatie en amusement, tussen feit en fictie, niet voor iedereen altijd duidelijk zijn. Ook de globalisering laat zijn sporen na. Migranten uit voormalige koloniëen en van elders brengen hun eigen geschiedenis mee en hun eigen kijk op het verleden. De Europese eenwording wijst op gezamenlijke ervaringen met andere volkeren, maar evenzeer op onderlinge verschillen. De media die ons informeren, zeker de nieuwe media, worden nauwelijks gebonden door landsgrenzen. Historische informatie die ons bereikt via tv en het net is zeker niet per definitie nationaal van aard. Kortom, het verleden waarmee inwoners van Nederland in aanraking komen is, veel pluriformer dan het voorgestelde nationale kader. Een geschiedenis die betekenisvol en relevant wil zijn voor de 21ste eeuw dient rekening te houden met deze complexe realiteit. Kennis van het verleden kan inzicht bieden in hedendaagse maatschappelijke ontwikkelingen. Dat betekent dat deze kennismaking zoals die in het onderwijs plaatsvindt, het best gediend is met een brede blik. Zoals het Nederlandse verleden ingebed is geweest in internationale ontwikkelingen, zo dient ook het beeld van die geschiedenis nadrukkelijk te worden voorzien van een internationale context. Dergelijk onderwijs biedt een evenwichtiger beeld van de geschiedenis, een beeld dat kan leiden tot gevoelens van trots én schaamte, en tot empathie met mensen in uiteenlopende tijden en situaties. Een dergelijk meervoudig perspectief op het verleden vereist aanknopingspunten in de geschiedenis die vaak ontbreken in een nationale canon. Dat bleek ook uit de canon die de historici Jan Bank en Piet de Rooy afgelopen najaar publiceerden. Hun hoogtepunten gaan vooral over politieke geschiedenis, Holland en welgestelde witte mannen. Migranten, vrouwen, Limburgers, slaven figureren hooguit als schimmen op het smalle toneel van een Hollands drama. Wie echter een breed publiek met uiteenlopende achtergronden wil bereiken, moet ook voor deze groepen herkenningsmogelijkheden uit het verleden bieden. Uiteindelijk herschrijft elke samenleving haar geschiedenis. Maar alleen als dat als gezamenlijk project gebeurt kunnen we met recht spreken van 'ons' verleden. Dat bereik je niet door een nationale canon met namenlijstjes voor te schrijven. Een advies met chronologie en inhoudelijke richtlijnen, prima. Maar geef docenten ook meer lestijd en faciliteiten, zodat ze goed geschiedenisonderwijs kunnen geven.

De Volkskrant