Een vierling in Dalfsen

Een bijzondere gebeurtenis

Tijd van pruiken en revoluties

300 jaar geleden werd in 1710 in Ankum een vierling geboren. Een heel bijzondere gebeurtenis. Voor zover bekend uit bewaard gebleven documenten is dit de enige vierling die ooit in Dalfsen geboren is. Het waren vier meisjes. Aaltien, Fennegien, Grietien en Elzien. Ze werden op zondag 15 juni 1710 door dominee Th. Brouwer in de Grote Kerk van Dalfsen gedoopt.

Tien kinderen in een katerstede

De vader van de vierling was Hans Jansen en de moeder Elsien Goossens. Zij waren op 7 april 1695 getrouwd. Hans kwam uit Deventer en Elsien uit de buurschap Ankum in de marke Rosegaerden. Hans was soldaat. Het was toen gebruikelijk om achter je voornaam de voornaam van je vader te zetten (een patroniem heet dat). Hans zijn vader heette dus Jan en Elsiens vader Goossen. Toen de vierling geboren werd, was het echtpaar 15 jaar getrouwd en hadden ze al zes kinderen. Zij woonden in een katerstede (een klein boerderijtje) in de Enge Hage, ook wel "Enghe Stege" genoemd (thans waarschijnlijk de Engellandweg).

De "vroemaer"

Vrouwen in het kraambed werden vroeger bijgestaan door andere vrouwen. Buurvrouwen, moeders en zusters hielpen als het "zover" was. Meestal was er ook een vroedvrouw aanwezig bij de bevalling. De naam vroedvrouw is afgeleid van vroede, wijze vrouw. In dit geval een vrouw met kennis en ervaring op het gebied van de verloskunde. In die tijd werd in Dalfsen en omgeving een vroedvrouw een vroemaer genoemd. Het was dit keer geen gewone en zeker geen gemakkelijke bevalling. De vroedvrouw zal de hulp hebben ingeroepen van de Dalfser chirurgijn Carel Maas, die in de Prinsenstraat woonde. Zeker bij een bevalling met complicaties moest een chirurgijn ingeschakeld worden. Een vroedvrouw mocht namelijk geen medische instrumenten hanteren en ook geen medicijndranken of medicijnpoeders geven. Een chirurgijn deed veel meer dan een huisarts nu. Hij trok tanden en kiezen, verzorgde aderlatingen, behandelde abcessen, gebroken ledematen en amputeerde armen of benen als dat nodig was. Daarbij was hij vaak ook nog barbier ofwel kapper.

De baby's

Uiteindelijk kwamen de vier meisjes levend ter wereld. Helaas stierf de moeder in het kraambed. In het doopboek schrijft de dominee over deze bijzondere gebeurtenis: "NB Dese moeder Else, vrijdag agtermiddag eene deser kinderen gekraamd hebbende en saturdag den 14 's morgens nog twee voor de Sonne en het vierde omtrent 10 uren, in de agtermiddags om 4 ure overleden, hebbende de moeder Else gesegt dat ze wel een week of 10 te vroeg had gekraamt". Door het overlijden van de moeder ontstond opnieuw een zorgwekkende situatie. Er moesten onmiddellijk voedsters voor de baby's gevonden worden. Waarschijnlijk is dat vrij snel gelukt. Er waren in Ankum en het dorp Dalfsen voldoende zogende moeders. De diaconie van de kerk zal gezorgd hebben voor kleertjes. De buurvrouwen zullen de zorg voor de andere kinderen tijdelijk op zich genomen hebben. De vader, Hans Jansen hertrouwde in 1713. Samen met zijn tweede vrouw Annegien Zeijnen kreeg hij nog zes kinderen, onder wie een tweeling. In 1754 werd het boerderijtje in Ankum door de toen nog levende kinderen verkocht. Van de vierling leefde alleen Fennegien (44 jaar) nog. Zij was ongehuwd.