De Heilige Stede

Een lange traditie van bedevaarten

Tijd van steden en staten

Elk jaar, op de tweede zondag na Pinksteren, trekken, alsof de tijd heeft stilgestaan, gelovigen in processie door Hasselt naar de tuin van de Heilige Stephanuskerk (Eiland 22) voor een openluchtviering bij de buitenkapel. Deze plek staat sinds 1355 bekend als de Heilige Stede. De tegenwoordige processie en de viering zetten een oude middeleeuwse traditie voort. Hasselt was tot ver in de omtrek bekend als één van de oudste bedevaartplaatsen in Nederland.
"Die veel bedevaarten doen, worden zelden heilig" schreef Thomas a Kempis (1380-1471). Maar de meeste gelovigen hadden in de Middeleeuwen andere motieven voor hun bedevaart. Bij de één was het pure devotie of boetedoening, bij de ander ging het om het verkrijgen van vergiffenis of een aflaat (kwijtschelding) van straffen voor zonden.
Bij de Heilige Stede in Hasselt konden gelovigen éénmaal per jaar een aflaat krijgen. Dit fenomeen stond in de volksmond bekend als de Hasselter Aflaat. De oorsprong van deze traditie is niet bekend. Populair werd de verklaring van de Hasselter pastoor Van Groeningen. Een dronken Friese kampvechter zou op zekere dag in 1218 met een bierkan een kelk met hosties uit de handen van een priester hebben geslagen. Als boetedoening moest volgens de legende op de plek van het incident een kerk worden gebouwd.

Met trommels en trompetten

De oudst bekende vermelding van de Hasselter Aflaat staat in een oorkonde uit 1355. In dat document geeft bisschop Jan van Arkel aan dat het wijdingsfeest voortaan op de tweede zondag na Pinksteren zal worden gehouden.
De stad omlijstte de kerkelijke viering met feestelijkheden van meer profane aard, zoals een kermis en een jaarmarkt. Uit alle windstreken trokken honderden gelovigen en feestgangers naar Hasselt. In de straten richtten de burgers erebogen op en versierden ze heiligenbeelden en de gevels van hun huizen. Na de plechtigheid bij de kapel in de tuin van de Heilige Stede trok het volk door de stad, voorafgegaan door tromslagers, trompetters en vertegenwoordigers van de gilden en broederschappen.
Tijdens de Tachtigjarige Oorlog werd de uitoefening van het katholieke geloof verboden. Als gevolg daarvan verbood het stadsbestuur omstreeks 1576 de bedevaarten naar de Heilige Stede. In 1590 werd dat besluit kracht bijgezet door het afbreken van de kapel. Het terrein kreeg verschillende bestemmingen, onder andere als vuilnis- en meststortplaats. Ondanks de drastische ingreep van het stadsbestuur bleven mensen van binnen en buiten de stad de heilige plek bezoeken.

Een nieuwe kapel

Tijdens de Franse Tijd (1795-1813) kregen de katholieken het recht terug om kerken in gebruik te nemen voor hun erediensten. In Hasselt kregen ze in 1809 een kerk aan de Hoogstraat tot hun beschikking. In 1891 kon pastoor Van Groeningen de grond waarop de kapel had gestaan, terugkopen. Hij zette alles in het werk om de traditie van de Hasselter Aflaat in ere te herstellen. Dat lukte uiteindelijk in 1898 toen paus Leo XIII toestemming verleende voor een hernieuwde aflaat bij een bedevaart naar de Heilige Stede.
De belangstelling voor de jaarlijkse viering verdween in de jaren zestig van de 20ste eeuw, maar neemt tegenwoordig weer toe, zodat de viering in bescheiden vorm is hervat, als vanouds op de 2de zondag na Pinksteren. De processieviering wordt gehouden bij het buitenaltaar in de tuin, gevolgd door een processie die in de kerk eindigt. Tijdens de wandeling zingen de deelnemers het lied dat de bedevaartgangers ook in de Middeleeuwen al zongen.