Vier gouden halskettingen

Romeinse invloeden langs de IJssel

Tijd van Grieken en Romeinen

De vroegste bewoners van Salland gaven er de voorkeur aan om hun boerderijen te bouwen op rivierduinen en oeverwallen en op hoog en droog gelegen dekzandruggen. Dat blijkt uit opgravingen in het zuiden van Salland, onder meer in Deventer, Colmschate en Bathmen, langs de Vecht in het noorden van Salland en recent nog bij Raalte en Heeten. In de omgeving van Olst zijn sporen van vroege menselijke bewoning ontdekt op de Weseper enk en bij Den Nul. Er hebben echter nog geen systematische opgravingen van enige omvang in deze gebieden plaatsgevonden. Teleurstellend is dat tot dusverre zo weinig sporen in de bodem zijn gevonden van de hof Holsto, die in de Middeleeuwen op de plek van het huidige dorp Olst lag.

22 karaats

Verspreid over de dorpen van Olst zijn in de loop van de tijd wel tal van losse bodemvondsten van aardewerk en vuursteen gedaan, evenals van munten en sieraden. Dat gebeurde zomaar op een akker, in een sloot of bij grondwerkzaamheden. De meest spectaculaire vondst dateert uit 1952. Er werden toen bij de aanleg van defensiewerken op de oevers van de IJssel in Hengforden vier identieke, massief gouden halskettingen gevonden, die vermoedelijk aan het einde van de 4de of het begin van de 5de eeuw in de grond zijn terechtgekomen. Het goud is van hoge kwaliteit, maar liefst 22 karaats.

Germaanse sieraden, Romeins goud

De halssieraden zijn in het midden verdikt en de omloop is voorzien van geslepen vlakken. Op de verdikking zijn onder meer versieringsmotieven aangebracht van punten, cirkels en ellipsen die typisch Germaans zijn. Het lijkt er dan ook op dat deze voorwerpen door Germaanse handwerkslieden zijn gemaakt. Germanen hechtten veel waarde aan sieraden van edelmetaal. Het is bekend dat hun stamhoofden en koningen zelfs kostbare sieraden droegen als ze ten strijde trokken. De halssieraden hebben vrijwel zeker toebehoord aan een vooraanstaande Germaanse leider, die contacten onderhield met de Romeinen. De voorwerpen zijn namelijk vervaardigd van gesmolten gouden munten van Romeinse keizers, die mogelijk aan een stamhoofd of koning werden betaald als beloning voor zijn deelname aan militaire acties of in ruil voor de belofte om geen strooptochten over de grens op Romeins grondgebied te ondernemen. Deze kostbare vondst wijst op de aanwezigheid van een Germaanse elite van het hoogste niveau in deze streek.

Verstopt of geofferd?

De goudschat van Olst staat niet op zichzelf: op andere plaatsen in Nederland zijn vergelijkbare kostbaarheden opgegraven, bijvoorbeeld in Beilen, Rhenen en Velp. Deze goudschatten hebben met elkaar gemeen dat ze aan het einde van de Romeinse tijd in de grond zijn gestopt. Dat was een onrustige periode met veel geweld en plunderingen, die uiteindelijk zouden leiden tot de ineenstorting van het Romeinse keizerrijk en het einde van de Romeinse overheersing in West-Europa. De eigenaar van de Olster goudschat wilde misschien vanwege het dreigende gevaar zijn kostbaarheden voor vijanden verbergen. Het is denkbaar dat de eigenaar en zijn familie door het geweld om het leven zijn gekomen, waardoor de bergplaats van de schat is vergeten. Archeologen hebben ook de mogelijkheid geopperd dat de sieraden zijn gebruikt als offers om de goden gunstig te stemmen of steun van de goden in deze onrustige tijden te krijgen. De goudvondsten worden in ieder geval in verband gebracht met de onstabiele situatie in deze periode.