De Groninger scheepvaart

Tijd van burgers en stoommachines

Het gereedkomen van het Eemskanaal is een stimulans voor de Groninger scheepvaart

Het tussen 1866 en 1876 aangelegde Eemskanaal verbindt de stad Groningen - via het Winschoterdiep en het Van Starkenborghkanaal - met Delfzijl (de Eems). Vooral Delfzijl zal, meer dan de Stad, voordeel hebben van het kanaal. Vanaf het begin van de 20e eeuw profiteert Delfzijl optimaal en wordt een levendige havenstad. Industrialisatie en modernisering in de landbouw zorgen voor grote aanvoer van kolen en cokes uit Engeland, ijzer uit Duitsland en kunstmeststoffen (salpeter) uit Zuid-Amerika. Aardappelen, aardappelmeel en strokarton vinden hun weg naar het buitenland, vooral naar Engeland. Langs de kanalen in Oost-Groningen wonen verscheidene zeelieden en scheepsbouwers. Rond 1900 heeft de zeilvaart zijn beste tijd gehad. Maar in de jaren '20 van de vorige eeuw krijgt de scheepvaart een nieuwe impuls door de introductie van de Groninger 'kuster' of 'coaster'. Dit motorvaartuig heeft een behoorlijk laadvermogen en een geringe diepgang. Internationaal is er geen schip dat handiger kan manoeuvreren, dan de boten die zijwaarts van de Groninger hellingen glijden. In de naoorlogse jaren lijkt de zeevaart zijn glorietijd te kunnen doorzetten, maar schaalvergroting en de internationale vraag naar grotere schepen dan die men aan de kades van het Winschoterdiep kan produceren, zorgen voor neergang.

Afbeelding: Oosterhaven in Groningen, foto Gemeentepolitie Groningen, 1964 (Collectie RHC Groninger Archieven 1785-6818)