De Heinose molen

De verdwenen molens van Heino

Tijd van steden en staten

Windmolens zijn eeuwenlang zeer belangrijk geweest voor de industrie en de waterhuishouding van Nederland. Rond 1850 hebben er in ons land meer dan 9.500 molens gewerkt. Dat aantal is na de komst van machines drastisch afgenomen. Toch zijn in geen land ter wereld windmolens in zulke aantallen en in zo goede staat van onderhoud bewaard gebleven als in Nederland. Heino heeft ook zijn molens gehad. Ze zijn verdwenen, op één na: de molen Overesch.

De economische en politieke ontwikkeling van ons land tussen de 16de en de 19de eeuw was niet mogelijk geweest zonder het gebruik van windmolens. Hoewel deze werktuigen in Nederland hun hoogste perfectie bereikten, zijn ze hier niet uitgevonden. Via Frankrijk en het Rijnland is deze vinding vanuit twee richtingen naar de lage landen gekomen. De vroegst traceerbare windmolen in Nederland stond in 1240 in Limburg, nabij Roermond. Die eerste windmolens waren alle graanmolens. In de 15de eeuw bouwde men de eerste molens met een scheprad, om voorheen onbruikbaar drassig land droog te malen. In de volgende eeuwen begon men de molens ook voor andere doeleinden, zoals olie persen, gort pellen en hout zagen te gebruiken.

De eerste windmolen bij het dorp was de "Heinose Molen", een graanmolen gebouwd vóór 1423. Het was een standerdmolen, het oudste type. Zo'n molen is geheel van hout en zodanig gebouwd, dat hij rond een geweldig zware verticale spil, de standerd, met de wieken naar de wind kan worden gedraaid. Elders in Nederland bestaan ze nog steeds. De "Heinose molen" stond aanvankelijk aan de Molensteeg, nu Molenweg, en behoorde bij havezate de Bredenhorst. Tussen 1759 en 1780 werd hij afgebroken en herbouwd aan de Nieuwe Wetering bij Lierderholthuis. De molen is in zijn respectabel lange geschiedenis vaak van eigenaar veranderd. Gedurende de 19de eeuw was hij in het bezit van de familie Lindeboom. In 1909 verkocht de familie de molen met bakkerij, winkelhuis en land aan L. Koopman. 2 jaar later werd de bijna 500-jarige door brand verwoest.

Een veel modernere molen was die van "Hooglugt" of de "Nieuwe Lenther Molen", gebouwd tussen 1795 en 1799 door K. van den Berg. Deze hoge stellingmolen stond op de hoek van de Zwolseweg en de Lentheweg. Vanaf 1838 was de molen generaties lang in bezit van de familie Hooglugt. Hij diende niet alleen om koren te malen, maar ook om olie te persen.In 1896 waren er al plannen om de maalderij met een motor aan te drijven. Ondanks de plaatsing van een petroleummotor bleef het wiekenkruis lang intact. In 1943 werden wieken en staartbalken ten slotte afgenomen. Hoewel Vereniging De Hollandsche Molen en het college van burgemeester en wethouders van Heino de molen wilden behouden, bleken er onvoldoende fondsen voor restauratie beschikbaar. In 1945 werd de molenromp tijdens oorlogshandelingen door de bevrijders in brand geschoten. In 1946 volgde sloop van de ruïne.

Een molen die hierop veel leek was de "Kloostermansmolen", later ook de "Molen van Rakhorst" genoemd. Deze eveneens hoge stellingmolen werd tussen 1850 en 1852 gebouwd aan de Marktstraat. Hij diende als koren- en pelmolen. De namen verwijzen naar de eerste en laatste eigenaren. In 1922 werd de molen gesloopt. Heino heeft zelfs een zaagmolen gehad. De "kleine Zaagmölle", vermoedelijk gebouwd in de jaren zeventig van de 19de eeuw, stond aan de Bouwhuissteeg, nu de Vlaminckhorstweg, bij de Dolderakkers. Hij werd waarschijnlijk gebouwd door J.H. Dekker en behoorde bij het timmerbedrijf van de familie Vrielink, ook genaamd Dekker. Omstreeks 1910 is deze molen afgebroken. Uit oude rekeningen heeft men opgemaakt dat de Zaagmölle in vroegere eeuwen een grotere voorganger heeft gehad.

Het laaggelegen westen van het gebied rond Heino had vroeger regelmatig te lijden van te hoge grondwaterstanden en overstromingen. Al in 1456 stond er een windmolen met scheprad aan de Hoofdgraven. Omdat deze het land onvoldoende droog hield, werd er in 1491 een tweede molen bij gebouwd bij het Stickerszijl, nu de Aalvangersbrug. In 1768 werden beide molens vervangen door één grote molen van een moderner type. S.E. Kortenbosch werd de eerste beroepsmolenaar in dienst van het waterschap. Na hem vervulden zeven molenaars dezelfde functie. Deze molen heeft tot 1917 dienst gedaan bij het Stickerszijl. Nadat er vanaf 1862 plannen waren gemaakt om op stoombemaling over te gaan, werd de molen ten slotte in 1917 vervangen door een zuidelijker gesitueerd elektrisch gemaal.

De molen Overesch is de jongste van Heino. Deze kleine molen werd in de jaren twintig van de 20ste eeuw gekocht om een drassig perceel van het bedrijf van de familie Overesch droog te malen. Hij behoort tot een type dat in de U.S.A. werd ontworpen. Vandaar dat zo'n stalen molen "Amerikaanse windrotor" wordt genoemd. Toen hij door het elektrische gemaal overbodig werd, raakte hij na 1970 in verval. Het molentje werd in 2003 gerestaureerd en is nu dus de enige resterende windmolen in Heino, staande aan de Hondemotsweg bij de wetering.