Straotedrieter en knollebieter

Een bijnaam als onderscheiding

Tijd van burgers en stoommachines

Toen veel steden en dorpen al over riolering beschikten, werd het vuil in de stad Vollenhove vanuit de huizen nog geloosd op goten in de openbare weg. Aangezet door de aloude rivaliteit tussen de inwoners van Stad en Ambt Vollenhove bezorgde dit de Vollenhovenaren de spotnaam "straotedrieters". Bovenmatige consumptie van meiknolletjes door de laand-Venosen leverde hun de spotnaam "knollebieters" op.

Naamgeving

De creativiteit bij het verzinnen van spot- en bijnamen kent in Vollenhove een lange traditie. In de doopboeken vanaf de 17de eeuw komen we er al diverse tegen. Niet in de eerste plaats om te beschimpen; ze hadden vooral praktisch nut in een statische samenleving waar iedereen familie van elkaar was. De gewoonte om de naam van de vader (patroniem) te gebruiken als toenaam, bijvoorbeeld: Jan Alberts als Jan, de zoon van Albert, gaf veel dezelfde namen en verwarring. Bij de invoering van de burgerlijke stand in 1811, toen iedereen een vaste achternaam moest aannemen, zijn er dan ook niet zozeer nieuwe namen gekozen als wel bestaande (bij-)namen officieel geworden. Daarnaast kende de stad een buitengewoon sterke traditie in het benamen van huizen; enkele honderden zijn er uit de archieven bekend. Ook de erven (boerderijen met bijbehorend land) in het schoutambt hadden een naam. Dat was handig zolang de huizen nog niet genummerd waren. Bij de instelling van het bevolkingsregister in 1850, waarin de bewoning op adressen werd bijgehouden, raakten de meeste van deze namen definitief in het vergeetboek.

Achternamen

In vissers- en landbouwersgemeenschappen is de migratie niet erg groot; voor zijn broodwinning zit men immers vast aan de woonomgeving. Dit maakte dat in de stad en in het ambt in de 19de eeuw veel mensen woonden met dezelfde achternaam. Om de verschillende takken van elkaar te onderscheiden werd algauw weer teruggegrepen op de gewoonte om bijnamen te geven. Bijzonder voor de bevolkingssamenstelling van de stad Vollenhove is dat er bij de ontruiming van het eiland Schokland in 1859 ineens 140 inwoners met een Schokker achternaam bijkwamen. Volgens de uitkomsten van de volkstelling in 1947 woonden er in de gemeente Vollenhove (Stad en Ambt) 4.880 personen. De tien meest voorkomende familienamen waren: Van der Linde (156), Van Benthem (146), Winters (133), Lassche en Rook (beide 130), Visscher (127), Jongman (118), Mondria (90), Lok (85) en Mooiweer/Mooijweer (73). In totaal maakten de dragers van deze namen samen een klein kwart van de bevolking uit.

Bijnamen

Om de mensen in zulke grote families van elkaar te onderscheiden werden verschillende takken met een bijnaam aangeduid. Bij de familie Mooi(j)weer bijvoorbeeld betreft dit: (van) Toeten, (de) Bone, (de) Koare en (de) Brommert. Veel van zulke familiebijnamen zijn ooit gegeven aan één persoon, maar zo ingeburgerd geraakt dat ze op hun kinderen zijn overgegaan. Bij het toekennen van een bijnaam werd er meestal niet zomaar wat op los gefantaseerd. Meestal liet men zich inspireren door een lichaamskenmerk, een typerende uitspraak of gewoonte, beroep of vreemde herkomst. Zo verwijst de naam (de) Kiewiet voor de familie Harsevoort naar hun vroegere woonplaats aan de Kievitszijl bij Hasselt en (de) Gof (equivalent van Mof) naar de Duitse oorsprong van de familie Weijs. Zowat elke Vollenhoofse familie uit de Stad of van het Ambt heeft een bijnaam. Ze gebruikt die echter zelf meestal niet en ze wordt er fatsoenshalve ook niet mee aangesproken. De bijnaam functioneert alleen in het spraakgebruik buiten de persoon of familie in kwestie om. Buitenstaanders gaan daar soms pijnlijk mee de mist in, als zij de bijnaam abusievelijk houden voor de familienaam.
De rivaliteit tussen de stad-Venose straotedrieters en laand-Venose knollebieters is inmiddels folklore geworden. De stad kreeg in 1953 riolering en in het ambt is het menu gevarieerder geworden dan knollen. De spot- en bijnamen mogen nu worden gekoesterd als waardevol immaterieel erfgoed.