St. Eloybeeld

De gilden

Tijd van regenten en vorsten

Museum het Palthe-Huis bewaart een 16de-eeuws eikenhouten gildenbeeld. Het stelt St. Eloy of Eligius voor. De heilige is afgebeeld met een aambeeld en een hamer en was de patroonheilige van het smidsgilde. Eeuwenlang is het beeld bewaard gebleven bij één van de meester-smeden te Oldenzaal, de familie Siemerink.

Wat waren gilden?

Oldenzaal bezat zoals elke middeleeuwse stad gilden. In de Oldenzaalse archieven zijn via de jurist Jan Willem Racer kopieën van gildenbrieven bewaard gebleven van het smidsgilde, het schoenmakersgilde, het weversgilde en het kleermakersgilde. Een gilde is eigenlijk een belangenorganisatie van personen met hetzelfde beroep. De leden van het gilde moesten, voordat zij werden toegelaten, eerst aantonen dat zij vakbekwaam waren. Men moest een meesterproef afleggen. Door de regels van de gilden was er binnen de stad geen onderlinge concurrentie. Alle leden hadden ongeveer een even hoog inkomen en de burgers konden rekenen op een goede kwaliteit van de producten. De gilden hebben vanaf de Middeleeuwen tot aan het einde van de 18de eeuw in Oldenzaal bestaan. Tijdens het bewind van Napoleon werd het gildewezen afgeschaft. Er bestonden in de Middeleeuwen niet alleen ambachtsgilden, zoals het smidsgilde of het bakkersgilde, maar ook gilden van handelaren, kooplui en schutters.

Gildenaltaren in de Plechelmus

De gilden stonden altijd onder de bescherming van een heilige. De beschermheilige van het weversgilde was St. Lambertus. De latere textielarbeiderbond in Oldenzaal stelde zich ook onder de bescherming van St. Lambertus. Elk gilde had een gildenaltaar in de kerk, gewijd aan de eigen schutspatroon. De naamgeving van de dertien altaren in de middeleeuwse Plechelmuskerk kan mogelijk ook iets over het aantal gilden in de stad Oldenzaal vertellen. Naast het altaar van St. Lambertus voor het weversgilde, was er in de Plechelmus ook een altaar voor de H. Crispinus en de H. Crispinianus, de patroonheiligen van de schoenlappers, voor de Driekoningen als beschermheiligen van de kooplieden, en voor de H. Aartsengel Michael als beschermer van de kuipers en de glasblazers. Mogelijk was het altaar voor Johannes de Doper verbonden aan het kleermakersgilde van Oldenzaal. Zo had ook St. Eligius/Eloy, samen met de H. Rochus, de H. Antonius en St. Job een altaar in de Plechelmus. Waarschijnlijk heeft dit eikenhouten beeld op het altaar gestaan. De gilden onderhielden het altaar en brandden er kaarsen. Zij gaven geld aan de kapelaans die opdracht kregen de mis te lezen bij het eigen gildenaltaar.

Gildenfeesten

Eén keer per jaar kwam het gilde bijeen op de feestdag van de patroonheilige om samen te eten en te drinken. Voor het smidsgilde in Oldenzaal was dat 1 december. Gilden hadden gildenhuizen waar zij bijeenkwamen. Dit waren vaak fraaie gebouwen met ornamenten die wezen op het desbetreffende gilde. Men vermoedt dat in Oldenzaal de gildenhuizen in de Vijfhoek hebben gestaan.