“Hier betaalt men weggeld”

Huize Westerflier

Tijd van wereldoorlogen

Op het landgoed Westerflier in Diepenheim heeft de laatste tol van Twente gestaan. Het recht om tol te heffen was verleend aan de eigenaar van dit landgoed en werd geïnd aan de Riessense Diek. Nu een rustig landwegge­tje, maar vroeger de han­delsweg tussen Borculo en Rijssen. De bewoners van erve 'n Houboer hadden het recht om de tol te innen, tegen betaling van een jaarlijkse tolpacht. De boeren van het Westerflier en de relaties van het kasteel hadden natuurlijk vrije doorgang. De melkrijders en de venters betaalden een jaarlijks tolgeld. Vooral tijdens de markten in Borculo en de houtverkopen in het Westerflier was het druk.

Tolboom

Dat de tol aan de Riessense Diek vele eeuwen heeft bestaan, blijkt wel uit een document uit 1688. Het is een getuigenverhoor van Julius Wolbers en Henrick Tessemaecker door de richter van Diepenheim op verzoek van de burgemeester. Beide heren beklaagden zich over het feit dat ze tol moesten betalen op hun doortocht door de dijk voor het Westerflier. Zij meenden recht te hebben op vrije doorgang omdat zij vroeger enkele jaren burgemeester waren geweest. Julius Wolbers verweerde zich verder nog door op te merken dat hij weliswaar in Ootmarsum was geboren, maar al 60 jaar in Diepenheim woonde en Tessemaecker was zelfs "getoogen en gebooren" in het Stedeke. En vroeger hoefden ze ook nooit te betalen, waarom dan in nu in 1688 ineens wel? De uitspraak is niet bekend.
In 1948 werden de tolrechten door de provincie afgekocht en kwam er aan alle tolperikelen een eind. In september 1992, tijdens Monumentendag, heeft de VVV Diepenheim op deze historische plek een identieke tolboom geplaatst, met een bord waarop de laatste tarieven staan vermeld:
1 wagen op vier wielen 10 cent
1 kar op twee wielen 5 ,,
1 paard 5 ,,
1 koe 2½ ,,
1 schaap 1½ ,,
1 varken 1½ ,,

Wapensteen van de familie van der Sluys

De naam Westerflé wordt al in 1046 genoemd, toen de Duitse koning de grenzen van Hamaland vaststelde vanwege schenking van dit gebied aan de bisschop van Utrecht. De volgende vermelding dateert uit 1224, bij de grensbepaling van de parochie Diepenheim. Of er in die tijd en de eerstvolgende eeuwen daarna al een huis heeft gestaan, valt niet meer na te gaan. De naam Westerflier komt in 1530 weer terug in een oude akte, als Jan van Warmelo tot Westerflier op de Overijsselse landdagen verschijnt. Begin 17de eeuw kwam het Westerflier in handen van de familie Van Hövell. Deze familie kwam niet in aanmerking voor de Ridderschap van Overijssel omdat zij het katholieke geloof trouw was gebleven. Omdat zij van de overheid geen vergunning kregen om bij het Huis een kapel te stichten, werd het goed van de hand gedaan. In 1721 werd het Westerflier verkocht aan de familie Van der Sluys, een familie die fortuin had gemaakt met houthandel op de Schipbeek. In 1729 liet Johan van der Sluys, toen richter van Diepenheim, het oude huis afbreken en bouwde hij het huidige Westerflier. Boven de toegangsdeur bevindt zich nog een wapensteen van de familie Van der Sluys. Ruim een eeuw later, in 1834 lieten de erfgenamen het Westerflier in veiling brengen, maar het werd aangehouden en uiteindelijk bleef het nog in de familie. Gerhard Thin van Keulen werd de eigenaar. Hij was van 1850 tot 1854 burgemeester van Diepenheim. In 1851 liet hij de nabijgelegen boerderij 'n Houboer bouwen, nog steeds bevindt zich boven de achterdeur een gevelsteen met het jaartal 1851 en de letters TvK.

Schimmelpenninck

Maar "het aanzienlijk en rentegevend landgoed Westerflier, met Wildrijke Jagt en daartoe behoorend regt van een derde stem in de benoeming van een predikant te Markelo, met zitbanken in de Hervormde kerken van Diepenheim, Markelo en Gelselaar en met recht van tolheffing op de weg van Markelo naar Borculo", werd in 1854 opnieuw geveild en gekocht door Rutger Jan graaf Schimmelpenninck. Hij erfde ook het Nijenhuis van zijn vader, waardoor beide havezaten in bezit waren van de grafelijke familie Schimmelpenninck. Het Westerflier ging over op zijn zoon Robert, die van 1888 tot 1902 en van 1909 tot 1916 burgemeester van Diepenheim was. Het Nijenhuis ging naar zijn zoon Lodewijk Hieronymus, die bij het vertrek van Robert in 1935 ook het Westerflier heeft aangekocht. Het huis heeft toen enkele jaren leeg gestaan. In de oorlog werd het gebruikt door de Duitsers. Na de oorlog werd in het Westerflier een meisjesinternaat voor sociale zorg gevestigd en toen het huis eind jaren zestig weer leeg kwam te staan, werd het opgedeeld in vier appartementen. De bouwkundige aanpassingen hebben het huis zwaar beschadigd. In 2005 is men begonnen met een algehele restauratie en vanaf 2010 wordt het huis weer door de familie Schimmelpenninck bewoond. Het Westerflier vormt samen met het Nijenhuis één landgoed en beide huizen zijn nog steeds in bezit van de grafelijke familie Schimmelpenninck.