Gerrit Jan Kuiper

De arbeidersbeweging

Tijd van wereldoorlogen

Op 27 september 1913 werd tijdens een vergadering, belegd door de afdeling Deventer van de Sociaal Democratische Arbeiders Partij (SDAP), besloten tot de oprichting van een aparte afdeling van de SDAP in Olst. Veertig aanwezigen meldden zich spontaan aan als lid, zij waren vooral afkomstig uit het industriegebied van Olst, Den Nul en Fortmond.
De oprichting van de SDAP was het begin van de spectaculaire opkomst van de arbeidersbeweging in Olst. Bij de eerste raadsverkiezing op basis van algemeen kiesrecht voor mannen en vrouwen in 1919 wist de SDAP liefst vier zetels te veroveren en werd daarmee de grootste fractie in de gemeenteraad. In de daarop volgende jaren werden coöperatieve winkelbedrijven, socialistische toneel- , muziek- en zangverenigingen, plaatselijke afdelingen van vakbonden, een jongerenorganisatie en een geheelonthoudersvereniging in het leven geroepen.

Gerrit Jan Kuiper

Ondanks haar radicale opvattingen over inrichting van de maatschappij, ontwapening en de positie van koningshuis en kerk was de jonge partij bereid tot samenwerking met andere fracties en wilde zij daarvoor compromissen sluiten. In september 1931 wist de SDAP tot het college door te dringen. Haar voorman Gerrit Jan Kuiper ("Gaitjan Kuper") werd, dankzij de steun van een deel van de katholieke fractie, tot wethouder gekozen. Kuiper was de onbetwiste leider van de partij, een man die zijn radicale ideeën wist te combineren met bestuurlijk pragmatisme en die het goed kon vinden met zijn collega W.A. Boerkamp, die vooral de kleine boeren en arbeiders van katholieke huize in de gemeenteraad vertegenwoordigde. Zij werden beiden wethouder.

De SDAP versus de oude bestuurselite

Het politieke leven werd in de jaren twintig sterk beïnvloed door een hevig conflict over de aanleg van een gemeentelijk openluchtzwembad langs de IJssel tussen Olst en Den Nul (1925-1928). Wat begon als een principiële discussie over de wenselijkheid van een zwembad, groeide uit tot een taai gevecht om de macht tussen de oude conservatief-liberale bestuurselite onder leiding van wethouder Martinus van Doorninck en de SDAP onder aanvoering van Kuiper. Een krappe meerderheid in de raad, bestaande uit de SDAP-ers en enkele katholieke raadsleden, onder wie Boerkamp, wilde een gemeentezwembad. Het college van B&W verzette zich enige jaren met hand en tand tegen uitvoering van dit raadsbesluit.

Twee methoden van politiek bedrijven: een cultuurbreuk

De bouw van het zwembad was de aanleiding van de ruzie. Die botsing kwam voort uit de verschillende politieke opvattingen van de SDAP en de conservatief-liberale groepering, die al decennialang de dienst uitmaakte in Olst. Volgens van Doorninck c.s. moesten wijze mannen in de beslotenheid van de bestuurskamer beslissingen nemen: in dit geval de keuze voor een particulier zwembad, eventueel met subsidie van de gemeente. Deze mannen waren wars van politieke partijen, die zij beschouwden als belangengroepen die de gemeentelijke besluitvorming naar hun hand wilden zetten. Ze zagen vooral de opkomst van partijleiders als een groot kwaad, omdat die ervan werden verdacht dat ze wellicht met steun van hun achterban naar grote, persoonlijke macht zouden streven.

Protesten en handtekeningenacties

Hun bange vermoedens ten aanzien van de SDAP leken aanvankelijk bewaarheid te worden. Die partij joeg de oude elite de stuipen op het lijf met protestdemonstraties en handtekeningenacties om de komst van het gemeentezwembad af te dwingen. Dat lukte uiteindelijk in 1928. Het betekende een geweldige overwinning voor de SDAP, die een paar jaar later wethouder van Doorninck van zijn zetel wist te stoten. Daarmee was de politieke omwenteling, die in 1919 was begonnen, voltooid. Het IJsselbad werd op zondag 3 juni 1928 officieel geopend, nog in hetzelfde jaar werd de Olster Zwemclub (OZC) opgericht. Gerrit Jan Kuiper zou weinig plezier van zijn succes beleven. Hij overleed 3 maanden na zijn benoeming tot wethouder, op 49-jarige leeftijd. In een krantenverslag over zijn begrafenis lezen we "dat er nog nooit zoveel mensen op de begraafplaats van Den Nul [waren] samengestroomd".