Orgel van Apollonius Bosch en Frans Caspar Schnitger

De bouw van een meesterlijk instrument

Tijd van pruiken en revoluties

Bij de ingebruikname van het orgel in de Grote Kerk op 1 mei 1687 preekte dominee Henricus van der Poel uit de psalmen van David (93:2): "Is cierlijk voor Uw huys selfs eeuwigh". Ter herinnering aan deze feestelijke gebeurtenis werd in 1715 een gedenkbord bij het orgel geplaatst. Daaruit weten we dat de Amsterdamse orgelbouwer Apollonius Bosch de maker is geweest. Na verschillende aanpassingen en reparaties door de eeuwen heen is het instrument bij de restauratie van 1977 zoveel als mogelijk en wenselijk was in zijn oorspronkelijke toestand teruggebracht.

Bekostiging

Hoewel er in de archieven niets over te vinden is, is de opdracht tot de bouw vermoedelijk gegeven door de ridderschap van het kwartier Vollenhove. Werkzaamheden aan het instrument werden vanaf 1691 steeds betaald uit de kas van de ridderschap, zodat mag worden verondersteld dat de jonkers ook de bouw hebben bekostigd. Niet alleen hield de ridderschap met financiële bijdragen het orgel in goede conditie, ook het traktement van de organist kwam voor meer dan 75% voor rekening van de ridderschapskas. De stad en de Volle Stoel (het beheersorgaan van de voormalige parochiegoederen waarin het stadsbestuur en de jonkers van Stad en Ambt samen zitting hadden) waren de beide andere geldschieters voor de bediening van het orgel. Benoemingen van de orgeltrapper (trad de blaasbalgen om het orgel van wind te voorzien) en organist werden gedaan door de Volle Stoel. Jan Hermen Frantzen was de eerste organist van het nieuwe orgel. Zijn familie zou de organistenplaats tot 1798 bezet houden.

Uiterlijk

Naast zijn muzikale functie buiten en tijdens de eredienst was het orgel eveneens een kunstzinnig object. De kassen zijn ontworpen volgens de regels van het classicisme en uitgevoerd in de bouwstijl van de vroege barok, links en rechts in een perfecte symmetrie. Het orgelfront bestaat uit een gecombineerde Hollandse stijl met een ronde middentoren en spitse zijtorens, en Luikse stijl met de gebonden middenpartij en lagere zijpartijen. Scharnierhelften aan het hoofd- en rugwerk tonen aan dat het orgel vroeger luiken heeft gehad. In gesloten toestand beschermden ze het instrument tegen stof en moesten ze voorkomen dat vogels in de orgelkas nestelden. Vaak waren deze orgelluiken fraai beschilderd met bijbelse taferelen. Ze zijn in 1748 verwijderd en verkocht. Het kleurenschema voor de kassen werd ontworpen door de beroemde schilder Hendrick ten Oever uit Zwolle. Hij legde zijn bonte keuze van de kleuren rood, zwart, groen en goud vast op een schaalmodel van hout.

Verbouwingen

In de loop van de tijd is het orgel verschillende malen verbouwd en gerepareerd. De eerste grote ingreep gebeurde door Frans Caspar Schnitger in 1720. De galerij van het orgel was aan het verzakken, waardoor er houten kolommen als steunpilaren onder moesten komen. Daarnaast verving Schnitger de lade van het rugwerk en enkele registers. Ook voegde hij in het hoofdwerk een aantal nieuwe pijpen toe, zodat het orgel, geheel in de stijl van de barok, krachtiger zou klinken. Blijkbaar voldeden de houten kolommen niet goed, want in 1767 deed de drost het voorstel om ze te vervangen door hardstenen pilaren. Ze werden in 1771 geplaatst. Nadat het orgel in een verwaarloosde staat in 1808 was gerepareerd door de Hamburgse orgelmaker Heinrich Hermann Freytag, breidde Jan van Loo uit Zwolle in 1860 het instrument uit met een zogeheten vrij pedaal, een pedaal met eigen pijpwerk. Dit werd geplaatst aan beide zijden van het hoofdwerk. Daarbij ging de symmetrische opbouw van de kas verloren, maar de uitbreiding is naar voorbeeld van de bestaande kas en met hergebruik van oud snijwerk op voorbeeldige wijze uitgevoerd door de plaatselijke timmerman-organist E.P. Seidel die ook zelf op de uitbreiding had aangedrongen. In 1938 werd een windmachine in het orgel geplaatst, waardoor een orgeltrapper niet meer nodig was.

Restauratie

De laatste grote restauratie werd in 1977 uitgevoerd door de Utrechtse firma Van Vulpen, volgens het idee dat het orgel moest worden teruggebracht naar zijn authentieke toestand. Omdat de oorspronkelijke dispositie niet kon worden achterhaald, is de toestand van 1720, kort na de verbouwing van Schnitger, als uitgangspunt genomen. Hierdoor is de zogeheten Bourdon zestienvoet en een Roerfluit uit het orgel verwijderd, wat nu door organisten als een groot gemis wordt ervaren. Voor een barokorgel kreeg het zodoende een te milde en bescheiden klank. Later bleek dat de verwijderde pijpen van Apollonius Bosch afkomstig waren en dus per abuis zijn weggehaald. Ondanks deze foute inschatting is het Vollenhoofse orgel niettemin het enige werk van Bosch waarvan niet alleen de pijpen, maar ook de kassen, twee laden en een deel van de tractuur zijn bewaard gebleven.
Het orgel in de Grote Kerk is het oudste en één van de best bewaarde orgels in Overijssel. Zowel het instrument zelf als de vormgeving, het beeldhouwwerk en de kleurstelling van de kassen zijn uniek en buitengewoon van kwaliteit. Tegenwoordig vervult het meesterlijke instrument nog iedere zondag de kerk met zijn klanken.