Het Heilige Geestgasthuis van Hasselt

Armen- en ziekenzorg in de Middeleeuwen

Tijd van steden en staten

Wie door de Hoogstraat in de richting van het centrum van Hasselt loopt, zal niet gauw vermoeden dat het huis op nummer 26 ooit diende voor de opvang van armen en zieken. Het stond bekend als het Heilige Geestgasthuis (1391). Door de eeuwen heen is het huis vele malen verbouwd. De middeleeuws aandoende hoge ramen in de zijgevel dateren uit de 19de eeuw, toen het gebouw dienst deed als rooms-katholieke kerk.
Armoede, ouderdom en ziekte waren in de Middeleeuwen en nog vele eeuwen daarna nauw met elkaar verbonden. Wie oud werd en niet kon rekenen op de hulp van familie, verviel al gauw in grote armoede. Dat betekende meestal gebrek aan eten en kleding en tijdens de wintermaanden aan brandstof om het huis te verwarmen. Epidemieën zoals pest, cholera en tyfus maakten vele slachtoffers, zonder onderscheid tussen arm en rijk.

Zeven werken van barmhartigheid

De armen- en ziekenzorg in de steden waren in de Middeleeuwen doorgaans in handen van drie lokale partijen: de kerk, het stadsbestuur en welgestelde burgers. Ook in Hasselt was dat het geval. Men liet zich leiden door zes van de in de bijbel genoemde zeven werken van barmhartigheid: het voeden van hongerigen, laven van dorstigen, herbergen van reizigers, kleden van naakten, bezoeken van zieken en troosten van gevangenen.
In 1391 richtte het stadsbestuur van Hasselt een gasthuis op voor de opvang van zieken en armen. Er werd een priester aangesteld om dagelijks de mis op te dragen en tegenover het huis werd een kapel gesticht ter ere van de Heilige Geest. Zo kreeg het huis al gauw de naam die het vele eeuwen zou dragen.
De armen en zieken in Hasselt konden eveneens terecht in de huizen van het Mariaklooster aan de Baangracht. Ook het gasthuis in Genemuiden werd gesticht door het stadsbestuur. Het werd beheerd door twee "Heilige Geestmeesters". Zelfs zieke reizigers van buiten de stad konden er terecht. Wie te oud was om voor zichzelf te zorgen, kon zich laten opnemen in het Proveniershuis, een verzorgingstehuis zouden we tegenwoordig zeggen. De bewoners "kochten" onderdak en verzorging door afstand te doen van hun geld, huis, of andere eigendommen. Voor minder vermogende mensen gold een aangepast tarief. Tijdens de Reformatie (omstreeks 1580) werd het Heilige Geestgasthuis in Hasselt gesloten. Alles wat maar herinnerde aan het oude katholieke geloof moest in die tijd verdwijnen. Het huis werd in de jaren daarna onder andere gebruikt als gildekamer, opvang voor zieke soldaten en vanaf 1809 als katholieke kerk. Tegenwoordig is het vroegere gasthuis, na talrijke verbouwingen, in gebruik als bedrijfspand.

De Zeven Huisjes

Na de Reformatie nam de protestantse kerk, met steun van het stadsbestuur, de armenzorg over. Al in 1582 werd in de Hoogstraat (mogelijk bij nr. 40-44) in Hasselt een armenhuis gesticht. Nog goed bewaard gebleven zijn de Zeven Huisjes in de Rosmolenstraat. Daar zorgde de diaconie van de hervormde kerk voor "olde arme vrouwen". Rond 1776 konden armen ook terecht in de zogeheten Rechterense Huizen in de Ridderstraat.
Pas in de 19de eeuw besefte de overheid dat de zorg voor ouderen en zieken niet alleen aan kerken en liefdadige instellingen kon worden overgelaten. In 1854 werd daarom de Armenwet ingevoerd, maar pas met de invoering van de Algemene bijstandswet in 1965 werd de overheid verantwoordelijk gesteld voor de armenzorg. De laatste jaren komen er steeds meer scheuren in het stelsel van de verzorgingsstaat. En net als in de Middeleeuwen voelen kerken en particulieren zich weer genoodzaakt hulp te verlenen, zoals blijkt uit de vele voedselbanken die in het begin van de 21ste eeuw werden opgericht.