De mensen in het veen

Het wandelende dorp Vriezenveen

Tijd van steden en staten

Oud dorp

Rond de 13de eeuw kwamen de eerste mensen in het gebied dat nu Vriezenveen heet, wonen. Deze mensen waren Friezen. In 1364 schreef Evert van Hekeren, heer van Almelo, een belangrijke brief aan deze mensen. Hij gaf hen toestemming om ook de veengebieden waar hij de baas over was, bewoonbaar te maken. Hiervoor moest het veen afgegraven worden. Veen is een natte grondsoort, die bestaat uit resten van planten. Als je het opgraaft en laat drogen, kun je het als brandstof gebruiken. In de afgegraven gebieden mochten de Friezen huizen bouwen. Maar dan moesten ze wel ieder jaar een emmer boter aan Evert van Hekeren betalen.

Aan de wandel

De Friezen groeven het veen af. Om dichtbij hun werk te wonen, bouwden ze 40 boerderijtjes op een rij. Tegen de tijd dat ze al het veen hadden afgegraven, verplaatsten ze het dorp een stukje verder, en groeven ze nieuwe veengebieden af. De afgegraven veengebieden werden als landbouwgrond gebruikt.

Vaste plaats

In de 16de eeuw lag het dorpje Vriezenveen, dat toen Buterweg genoemd werd, ongeveer 800 m zuidelijker dan nu. Tijdens een oorlog in de 17de eeuw werd het dorp aan de Buterweg verwoest. De bewoners besloten hun verwoeste huizen niet op dezelfde plek te herbouwen, maar 800 m noordelijker, aan de Nieuwe Wegh/Nieuwe Dijk. Dit is de plek van het huidige Vriezenveen.

Maak eens plek!

De eerste bewoners van Vriezenveen hadden allemaal een boerderij en een grote akker aan de Dorpsstraat. Maar telkens, wanneer er een boer overleed, kregen alle zonen een deel van de akker. Zo werden de akkers steeds smaller. Ook bouwde iedere zoon een eigen boerderij op zijn stukje grond. Hierdoor werd de Dorpsstraat een kilometerslange straat, met heel veel boerderijtjes. De Dorpsstraat heet nu Westeinde, en is nog steeds een belangrijke weg in Vriezenveen.