Hellendoorn, stompe toren

De kerk wordt opnieuw uitgebreid

Tijd van steden en staten

In 1442 kwamen de "hillighe luden", oftewel de kerkmeesters van het kerspel Hellendoorn, bij elkaar om stukken grond te verkopen ten behoeve van de bouw van een toren bij de kerk, die gewijd was aan St. Sebastianus en St. Fabianus. De toren werd echter nooit helemaal afgebouwd. Een rijmpje herinnert mede daaraan:
Hellendoorn, stompe toren
Grote heide, kale weide,
Groot'n buul met weinig geld
Zo is 't in Hellendoorn gesteld

Middenschip

Het oudste gedeelte van de kerk is het lage middenschip, wat ook wel als lage kerk wordt aangeduid. De Romaanse stijl met rondboogvensters en de zware muren duiden op een bouwstijl van omstreeks 1150. Dit deel van de kerk rust op een fundament van veldkeien. Daarboven bevinden zich een aantal lagen ijzeroer, dat lokaal in het Reggedal gewonnen werd. De bovenste lagen zijn van tufsteen die vanuit het Eifelgebergte per schip over Rijn en IJssel richting Hellendoorn waren getransporteerd. Het was oorspronkelijk slechts een eenbeukige ruimte met een rechthoekig, gesloten priesterkoor.
Bij de restauratie in 1961 werd onder dit priesterkoor een preromaans graf aangetroffen, evenals resten van een houten omheining, die duiden op een oudere (houten) voorganger van de kerk.

Klokkentoren

De toren, die in 1442 tegen de westzijde van het middenschip werd gebouwd, heeft muren van meer dan 1 m dik. Het gewelf van de toren is pas veel later aangebracht. In het midden van de 16de eeuw kreeg de toren klokken. Deze werden door de klokkenmaker ter plaatse gegoten. Een van de gietkuilen is bij een restauratie aangetroffen.
In 1943 legde de Duitse bezetter beslag op de klokken met de bedoeling ze om te smelten tot oorlogstuig. Na de oorlog werden ze terug gevonden in Groningen en bracht men ze weer naar Hellendoorn. In de grote boom bij de toreningang bevindt zich nog steeds een deel van de ketting die gebruikt is bij de ontvreemding van de klokken in de oorlog.

Gotisch koor

In 1485 besloot men tot de bouw van een nieuw gotisch koor. Het gebouw werd verder uitgebreid met speciale kapellen of nissen voor de drie adellijke geslachten die het mede voor het zeggen hadden in de kerk. Het huis Ter Molen kreeg een grafkelder onder het koor, de huizen Den Dam en Rhaan ieder in een zijkapel.
Na de Reformatie ging de kerk over in gereformeerde handen. Elementen die herinnerden aan de oude leer moesten verdwijnen en werden soms zelfs ontheiligd. Oude altaarstenen werden bijvoorbeeld gebruikt als traptrede of grafsteen. Eén oude altaarsteen ligt nog steeds onder een oude beuk naast de kerk.

Restauratie

Na de Tweede Wereldoorlog werd snel duidelijk dat de oude kerk diende te worden uitgebreid. Architect Jan Jans ontwierp het huidige kerkgebouw. De zijkapellen werden verder uitgebouwd om het aantal kerkgangers te kunnen bergen. De hogere ligging van de kerk werd geaccentueerd door een ophoging van het onmiddellijk omliggende terrein. Ook werd de kerk hierbij ontdaan van de pleisterlaag aan de buitenzijde, zodat de oude steenstructuur goed tot zijn recht komt.