Hernhutters in Slot Zeist

Nieuwkomers

Cornelis Schellinger, een rijke Amsterdamse ijzerkoopman, was een van de belangrijkste sympathisanten van graaf Von Zinzendorf, de oprichter van de Evangelische Broedergemeente, ofwel de hernhutters. Cornelis' oudere broer was jarenlang lid van de hernhutters en had veel voor de beweging gedaan in de Republiek. Cornelis zelf kocht in 1745 Slot Zeist, om daar een hernhutter gemeenschap te stichten. De aankoop was voor hem tevens een investering voor zijn grote vermogen. Ook andere familieleden hadden aangegeven, in een eventuele verbouwing van het kasteel te willen investeren. Waar kwamen die hernhutters vandaan?

In 1719 maakte de jonge Duitse edelman Nikolaus Ludwig graaf von Zinzendorf en Pottendorf een 'grand tour' waarbij hij ook de Republiek aandeed. Teruggekeerd van zijn reis probeerde de graaf zijn religieuze idealen in de praktijk te brengen en richtte hij in Saksen een godsdienstige gemeenschap op. Hij deed dat in Herrnhut, aan de voet van de Hutberg (gelegen in het uiterste zuidoosten van Duitsland, op de grens met Tsjechië). Bovenop de berg liet hij een uitkijktoren bouwen met een dubbele betekenis. Een toren van waaruit men kon uitzien naar de Heer, maar ook een plek onder het toeziend oog van de Hoogste.

In die gemeenschap kwamen Von Zinzendorfs piëtistische opvoeding en zijn 'philadelphische' (broederlijke) inslag samen: een geloof gebaseerd op persoonlijke beleving, bijeenkomsten en bijbelstudie. Hij was er op tegen een eigen sekte te vormen. Zijn gemeenschap moest door middel van de 'broederschap der gelovigen' de eenheid van de christenen bevorderen. Zinzendorfs gemeente werd daarom de broedergemeente genoemd en vanuit Herrnhut richtte de graaf al zijn energie op het stichten van nieuwe gemeenten en de zending.

In de Republiek kreeg hij aanvankelijk toestemming van de weduwe van stadhouder Johan Willem Friso, Marie Louise, om in IJsselstein een gemeente te stichten. Na een aantal jaren echter kwamen de hernhutters in botsing met de gevestigde gereformeerde kerk en durfde Marie Louise ze niet langer meer te beschermen. De gemeenschap keek toen uit naar een nieuw onderkomen en vond dat in Zeist.