Patriotten en prinsgezinden in Diemen

Voor de Franse Tijd

Ook in Diemen was er in 1787 sprake van een revolutionaire sfeer. Patriotten vochten er tegen de Pruisen, die de stadhouder weer terug in het zadel wilden helpen. Diemen was in dit opzicht een voorpost van Amsterdam

De situatie in Diemen
Aan het einde van de 18e eeuw was er sprake van een tweedeling in Diemen, bijzonder in het jaar 1787. Diemen telde aan het einde van de achttiende eeuw ongeveer 175 huishoudens. Op het platteland rondom Amsterdam waren de boeren, vissers en herbergiers meestal Prinsgezind, terwijl zich onder de ambachtslieden, dominees en schoolmeesters veel Patriotten bevonden. De Patriotten streefden vanaf 1781 naar meer inspraak voor de burgers op het bestuur. Ze verzetten zich tegen de aristocratische regenten en hun vriendjespolitiek en wilden bovendien een einde maken aan de macht van de stadhouder. Ze noemden zich Patriotten omdat ze het beste met het land voorhadden. Hun tegenstanders schaarden zich achter de stadhouder, de prins van Oranje.

In mei 1787 grepen de Patriotten de macht in Amsterdam. Diemen had in elk geval een landelijk bekende Patriot in huis: dominee Bernardus Bosch. Tijdens het preken gaf hij openlijk blijk van zijn patriottische gezindheid. In 1787 richtten de Patriotten verdedigingsposten op bij Diemerdam en de Vinkenbrug om een Pruisische aanval op Amsterdam te kunnen tegenhouden.

De versterking bij de Diemerdam was vanaf 5 juli opgeworpen bij de Diemerzeedijk ter hoogte van de uitwateringssluis van de Diem. Voor de bouw werden zo’n 800 houten palen aangevoerd, wallen opgeworpen voor twee batterijen – wat onhandig van elkaar gescheiden door de Kleisloot – en vijf kanonnen geplaatst. De patriottische dominee van Diemen, Bernardus Bosch, werd aangesteld als directeur van de kanonniers. De vurige woorden waarmee de versterking werd ingewijd waren waarschijnlijk van hem: ‘Ik blixem aan het IJ/en donder met kartouwen/ door Diemens schutterij,/ zo Monster Dwingelandij/ van Willem van Nassauwen/ hier naderen durft aan het IJ’
Al snel werd Amsterdam van twee kanten bedreigd. Op 21 september zaten de Pruisen al in Abcoude en Baambrugge. Daarop besloot de bezetting van de batterij Diemerdam naar de stad te vluchten, aangezien hun stukken naar Muiden gericht stonden en niet naar het zuiden, vanwaar men inmiddels de aanval verwachtte.

Het liep anders. De divisie van generaal Von Kalkreuth kwam toch vanuit het oosten en rukte aanvankelijk snel op. Door dijken door te steken en sluizen te openen stonden de weilanden rond Amsterdam blank zodat alleen hooggelegen wegen en dijken te gebruiken waren. Dat was in het voordeel van de verdedigers.  De Pruisische opperbevelhebber stond nu een wapenstilstand toe voor onderhandelingen. Die begonnen op 23 september in het Pruisische hoofdkwartier te Leimuiden. Een week later waren ze mislukt. De wapenstilstand liep weer af. Militair ingenieur J. Guichenon de Chatillion verbeterde de batterij bij Diemerdam.

Nog voor de wapenstilstand afliep op 30 september, verjoegen de verdedigers bij de Vinkenbrug (waar de Muiderstraatweg de Korte Diem kruist) tot tweemaal toe de Pruisische verkenners. Op 1 oktober 1787 werden de Diemenaren wakker door kanongebulder. De Pruisen vielen aan bij het Weesper Tolhek. Kanonskogels vlogen door boerderijen, koeien werden door geschut gedood en sommige families moesten vluchten. De aanval werd afgeslagen, maar zo’n acht huizen rond Diemerbrug raakten door kanonvuur beschadigd. Ondertussen wisten andere Pruisische troepen Amsterdam te bereiken via Amstelveen. Amsterdam capituleerde op 10 oktober en alle posten bij Diemen werden ontruimd.

Ooggetuige doet verslag
Ooggetuige op 1 oktober was schipper Jan Hessels Visser, die op zijn kotter De Hector de monding van het IJ moest bewaken. Hij schrijft:

‘Smorgens de clocke halff vijff uuren hoorden wij eerst te Muiden en vervolgens genoegzaam tegelijk op diverse plaatsen zwaar canonneeren, en ook met klijn geweer schieten. Aan den Amstel, en onder Diemen, ontstond hierdoor brand, wat tot den avond aanhield – de overwinning te Muiden en onder Diemen hebben wij duidelijk kunnen zien dat volkomen aan onze zijde was, wijl den vijand voorbeeldelijk en gelijk het waare Batavieren eijgen is beschoten wierd en tot verre aan geene zijde van Muiderberg terugge wierd gedreven.’

Vooral bij de kruising van de Weespertrekvaart, de Bijlmerringsloot, waar toen het Weesper Tolhek stond, en bij de Duivendrechtsebrug werd hevig gevochten. De aanvallers moesten zich daar terugtrekken. De Pruisische opperbevelhebber kondigde daarna een wapenstilstand af en er volgden onderhandelingen met Den Haag (met de prinses en de Staten van Holland). Op 10 oktober gaf Amsterdam zich over; de stad werd gehuld in oranje en de politieke afrekening kon beginnen. Pruisen bouwde in Berlijn de Brandenburger Tor om de overwinning glans te geven.

Peter Texier

Veder lezen: Wilschut, A.  Goejanverwellesluis, Hilversum 2000