Gastarbeiders

Nieuwkomers in de stad

Tijd van televisie en computers

In de 19de eeuw kwamen in de wintermaanden de Tödden, handelaars in textiel, aardewerk en koperwaren, vanuit het Duitse grensgebied naar onze dreven. Ze reisden vaak in groepsverband en kwamen bij Denekamp, de Lutte en Losser Nederland binnen. Met veel Tödden ging het zo goed dat ze in Nederland bleven. Ze legen de basis voor grote winkelketens als C & A (Clemens en August Brenninkmeijer) en Peek & Cloppenburg.

De hannekemaaiers

Van de 17de tot en met de 19de eeuw kwamen de hannekemaaiers vanuit Noord-Duitsland naar Nederland. Het waren arme landarbeiders, die in ons land seizoensarbeid verrichtten. In de zomer-maanden kwamen ze in ons land gras maaien. In de buurt van Losser lag de verzamelplaats voor de maaiers, het Hannekerveld. Van hieruit reisden ze in groepjes verder. Die plaats wordt nu nog zo genoemd.

De textielwerkers

In de jaren zestig was er in de Oldenzaalse textielfabrieken een groot gebrek aan arbeidskrachten. De werkloosheid stond op een historisch dieptepunt (0,8%). Om de economische groei te handha-ven moedigde de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) Nederland aan de tewerkstelling van buitenlanders te intensiveren. Nederland sloot begin 1960 een wervings-verdrag met Italië en 1 jaar later met Spanje. Eind 1960 arriveerden in Oldenzaal de eerste Italia-nen, voornamelijk uit het zuiden van Italië. Jongemannen tussen de 20 en 40 jaar, bijna allemaal ongehuwd, een voorwaarde voor de werving. 1 jaar later kwamen er ook Spanjaarden. Allen vonden werk in de textielfabrieken van Gelderman en Molkenboer. De Italianen vormden de grootste groep, tussen de 100 en 120 personen. Ze werden allemaal gehuisvest bij kostgezinnen.

Vlam in de pan

Die Italianen waren keurig gekleed, hadden mooi zwart haar en mooie ogen, al met al knappe mannen. Bij de bevolking bestonden veel vooroordelen over de Italianen. Ze werden gezien als weinig ontwikkeld en werden vaak "spagettivreters" genoemd. Maar bij de Oldenzaalse meisjes stonden ze in aanzien. "Meisjes flirtten vaak met ons, terwijl ze verkering hadden met Oldenzaalse jongens", zo vertelde de in Oldenzaal wonende Salvatore Ierna. Hij was één van de eersten die hier arriveerde. De Oldenzaalse jongens zagen dat alles gebeuren, werden jaloers en gingen met de Italianen op de vuist. Ongeregeldheden vonden niet alleen op straat plaats, maar ook in de Oldenzaalse dansgelegenheden en bij de cafetaria's. Toen de temperamentvolle Italianen in de danszaal van de Katholieke Arbeiders Bond (KAB) in het St. Josephgebouw aan de Molenstraat werden geweigerd en er op de deur een bord hing met "Verboden voor Italianen", sloeg de vlam in de pan. De Italianen probeerden met geweld de zaal binnen te komen. Politie werd opgetrommeld om de Oldenzaalse vechtersbazen en de Italianen van elkaar te scheiden. Er moest zelfs versterking worden gevraagd van de Koninklijke Marechaussee.

Afloop

De Italianen, ver in de minderheid, voelden zich bedreigd. Ze durfden nadien niet meer naar hun werk te gaan, bang voor represailles. Het werd zo erg dat ze onder politiebegeleiding naar hun werk bij textielfabrieken van Gelderman en Molkenboer gingen. De rellen in Oldenzaal werden landelijk nieuws. De Nederlandse Omroep Stichting (NOS) verscheen met een radiowagen. Een verslaggever vroeg aan Salvatore: "Waarom maken jullie ruzie?". Hij zei: "We zijn hier gekomen om te werken, niet om te sterven". De televisiebeelden, die werden gemaakt, gingen de hele wereld over. Alle zeilen moesten worden bijgezet om de gemoederen tot bedaren te brengen. Danszaalhouders, gemeentebestuur, politie, werkgevers en zelf de Italiaanse consul pleegden overleg om de strijdende partijen wat meer tolerantie en begrip voor elkaar bij te brengen. Uiteindelijk keerde de rust weer.

Integratie

De Oldenzalers hebben moeten wennen aan de aanwezigheid van de buitenlanders. Velen hebben de taal geleerd, zijn later vaak met Twentse meisjes getrouwd en nu geheel in de samenleving opgeno-men. Toen eind jaren zestig de eerste Turkse gastarbeiders kwamen was er dankzij het overleg van de destijds betrokken partijen een betere opvang geregeld. Er kwam meer aandacht voor vorming en scholing, waardoor problemen zoals bij de eerste immigranten achterwege bleven.