IJzergieterij en Machinefabriek Wispelwey

De Zwolse industrie

Tijd van burgers en stoommachines

Naar wij vernemen zal deze week een der grootste industrieele inrichtingen te dezer stede, de fabriek van firma G.J. Wispelwey & Co, 50 jaren hebben bestaan. (…) Ouden van dagen zullen zich wel herinneren hoe de fabriek door wijlen den heer G.J. Wispelwey gesticht werd op kleinen schaal; toen was alles achter de fabriek langs de Achtergracht nog een veld met boomen bezet. [Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant 12 juni 1901].

De voormalige IJzergieterij en machinefabriek Wispelwey (ook wel De Nijverheid genoemd) is meer dan 120 jaar een van de meest toonaangevende Zwolse industriële bedrijven geweest. De ijzergieterij van Wispelwey, waar het minder sterke, maar goed vormbare gietijzer werd gebruikt, maakte zeer uiteenlopende producten, die de klanten uit een modellenboek konden kiezen. Niet alleen relatief kleine objecten als voetschrapers, putdeksels, pompen, lantarenpalen en grafzerken, maar ook grote installaties als hekwerken, bruggen en zuilen. De machinefabriek was niet minder veelzijdig. Hier werd smeedijzer gebruikt, dat sterker is. Wispelwey leverde onder andere olietanks, gashouders, kapconstructies, ketels en onderdelen voor stoommachines en motoren. Het afzetgebied van de firma ging ver over de Zwolse grenzen heen en de producten van Wispelwey zijn dan ook letterlijk in het hele land te vinden.

De fabriek van Wispelwey was gevestigd aan de Friesewal, naast de toenmalige ruiterstallen en gasfabriek. Het is de plek waar nu het parkeerdek op het Noordereiland ligt. Vanaf de oprichting groeide de fabriek snel. In 1851 waren er zeven arbeiders in dienst, 25 jaar later waren dat er al 140. In de glorietijd van het bedrijf, aan het einde van de negentiende eeuw, werkten er zo'n 300 man. Alleen de Centrale Werkplaats van de spoorwegen had toen meer mensen op de loonlijst staan.
In het oprichtingsjaar van de fabriek, 1851, was Zwolle volop aan het moderniseren. In de jaren veertig waren de eerste stoomboten in Zwolle verschenen en er waren plannen een spoorlijn naar Zwolle aan te leggen. Olielampen werden vervangen door gaslantaarns en de eerste stoommachine in Zwolle werd in 1847 geleverd aan de Zwolse zeepfabriek van de firma Parker en Cie. Zwolle stond op de drempel van de moderne tijd en de oprichting van de ijzergieterij van Wispelwey is daar een uiting van. In 1854 kwam er aan de Holtenbroekerdijk nog een ijzergieterij bij: Sallandia van Schaepman en Russel (later Schaepman en Helmich). Dat bedrijf maakte vooral huishoudelijke en andere gebruiksvoorwerpen, zoals potten, ketels en pannen.

Oprichter Gerrit Jacobus Wispelwey (1813-1886) was een moderne ondernemer, die de ontwikkelingen op technisch gebied goed volgde. Al in het oprichtingsjaar vroeg hij toestemming aan de gemeente voor een kleine stoomketel en een machine van 7 pk. De bezwaren van de omwonenden tegen het dampen veroorzakende gebruik van steenkool werden verworpen. In de daarop volgende jaren verscheen de ene na de andere stoommachine op het terrein. In 1890 kwam de eerste grote uitbreiding van de fabriek tot stand. Dat was nodig voor het uitvoeren van de steeds grotere opdrachten die Wispelwey kreeg. In de jaren daarna kon de fabriek daarom bruggen, ijzeren kappen, machines en stoomketels maken. Ook na 1900 werd de fabriek nog meerdere keren uitgebreid.
De arbeiders van de ijzergieterij leerden het vak uitsluitend in de praktijk. Al op 12-jarige leeftijd kwamen de leerjongens in de gieterij. Ze begonnen dan met allerlei hulpdiensten, om vervolgens door afkijken en meehelpen het vak te leren. Toen aan het eind van de 19de eeuw in Zwolle de Praktische Ambachtsschool was opgericht, kwam er een goede opleiding buiten de fabriek. Wispelwey maakte hiervoor leerovereenkomsten met de school.

De vele bruggen die Wispelwey in Zwolle bouwde, zijn helaas afgebroken of onherkenbaar veranderd: de Sassenpoortenbrug (1861 en 1872), de Diezerpoortenbrug (1867), de Vispoortenbrug (1868), de Kamperpoortenbrug (1871), het Kerkbrugje (1883) en de Schoenkuipenbrug (1910). Veel ander werk van Wispelwey is echter nog steeds in Zwolle en daarbuiten te zien. Twee wandelingen (Gietijzerroute Zwolle) voeren langs allerlei gietijzeren hekwerken, sierlantarens, deurpanelen, veemarktpalen en straatlantarens. Buiten Zwolle zijn bijvoorbeeld nog bewaard gebleven twee grafmonumenten op het rooms-katholieke kerkhof in Vilsteren (1860), acht zuilen in de Nederlands-Hervormde kerk in Marken (1904) en de voetgangersbrug in het Amsterdamse Vondelpark (1884).

In 1951 werd op grootse wijze het eeuwfeest gevierd. Al die jaren was het bedrijf in handen van de familie Wispelwey. In 1957 werd de vierde generatie, in de persoon van R.P. Wispelwey, in de directie opgenomen. Maar de gouden jaren waren definitief voorbij. De klanten vroegen nauwelijks meer om gietijzeren producten. Daar kwam bij dat het machinepark sterk verouderd was. In de jaren 60 wilde de gemeente Zwolle het terrein van Wispelwey en de ontmantelde gasfabriek voor andere doeleinden gebruiken. Een ijzergieterij en een machinefabriek pasten, alleen al door het lawaai en de verontreiniging die ze veroorzaakten, niet meer in een leefbare binnenstad.
In 1964 verhuisde het bedrijf naar de Rieteweg. Er werd een doorstart gemaakt, maar jaar na jaar liepen de opbrengsten van het bedrijf terug, tot een faillissement onafwendbaar leek. In 1967 werd het bedrijf overgenomen door Van der Horst Europe BV. De NV Wispelwey werd in 1973 opgeheven. Het tijdperk van het gietijzer was allang en voorgoed voorbij.