Eerste bewoning

Van plaats naar plaats

Tijd van Grieken en Romeinen

Bijna 3.000 jaar geleden was vrijwel het gehele grondgebied van de tegenwoordige gemeente Staphorst bedekt met een laag veen. Dat was in de archeologische periode van de vroege IJzertijd. In de periode van de Steentijd, die liep tot circa 2200 .Chr., was er sprake van bewoning. Zij het, dat daarvoor in de prehistorie niet zoveel geschikte locaties waren te vinden, want het landschap was bijna altijd nat. Alleen dekzandruggen, rivierduinen en randwallen van pingoruïnes, heuveltjes uit de ijstijden, waren geschikt voor bewoning. Op die plaatsen was ook een voldoende grote variatie aan flora en fauna te vinden. Het bood de mogelijkheid plantaardig voedsel te verzamelen, te vissen en op wild te jagen. De schaarse, rondtrekkende bewoners gebruikten het natuurlijke materiaal dat voor het grijpen lag: essenhout voor de peddels van de viskano"s, iepenhout voor de jachtbogen, takken van de hazelaar voor de dunnen visspiesen, rode kornoelje voor de visfuiken. Met berkenteer als kleefstof maakten zij hun vuurstenen pijlpunten vast aan de pijlen.

Oudste akkers

De veengroei binnen de huidige gemeente ging gestaag verder, totdat in het westen bepaalde delen door overstromingen ‒ veroorzaakt door stormvloeden en hoge waterstanden van de rivieren ‒ werden afgedekt met een laag klei. In de Mastenbroekerpolder is deze klei gedateerd op circa 530 na Christus, maar in het iets hoger gelegen Staphorst zal het veen langer hebben kunnen door-groeien.

Vanaf ongeveer 1200, in de late Middeleeuwen dus, kreeg de mens greep op de waterhuishouding en is de veengroei in grotere delen van de gemeente definitief gestopt. De oudste akkers zullen zijn aangelegd op de top van het veen, dat met klei en zand was bedekt. Zo werden ten noorden van de Klaas Kloosterweg, bij een onderzoek onder leiding van de provinciaal archeoloog in samenwerking met Staphorster amateurarcheologen, bewoningssporen aangetroffen uit de periode 1150-1350 na Christus; vermoedelijk ging het daarbij om een vooruitgeschoven post in het veengebied.

Verplaatsingen

Door de ontwatering klonk het veen in en werd het dalende gebied te nat voor agrarische doelein-den. Toen de vraag naar turf ontstond, ging men met deze brandstof winnen uit het laagveen, onder andere in het gebied van de tegenwoordige Olde Maten. Ook de bewoning begon toen op te schuiven. In fasen ging het van west naar oost; van "nat naar droog", vanaf het rivierduin in Zwartewaterklooster naar het huidige bewoningslint van Rouveen en Staphorst.