Het Overijssels Kanaal

Van waterweg tot watergang

Tijd van burgers en stoommachines

Het Overijssel Kanaal was vele jaren een belangrijke waterweg in deze regio. Het kanaal bestaat goed beschouwd uit meerdere kanalen, waarvan het kanaal van Zwolle naar Almelo het "echte" Overijssels Kanaal is. Al sinds 1962 heeft dit kanaal zijn functie als waterweg verloren en is sindsdien als afwateringskanaal in gebruik. Recreanten hebben het kanaal ontdekt: op verschillende stukken wordt 's zomers druk gekanood en gezwommen en, als koning winter streng regeert, geschaatst.

Na de Franse tijd (1795−1813) maakte koning Willem I uit economische overwegingen vaart met de aanleg van wegen, spoorwegen en kanalen. In onze regio waren die onder andere van belang voor de industrie in Twente. Diverse plannen voor kanalisatie werden in de bureaulade gelegd, omdat ze te duur waren. Maar datzelfde gold voor de aanleg van spoorwegen. Toen de in 1843 opgerichte Overijsselsche Spoorweg Maatschappij (OSM) niet in staat bleek een spoorweg van Zwolle naar Twente te realiseren, haalden de Staten van Overijssel de oude kanalisatieplannen weer te voorschijn. Zo werd de OSM eigenlijk de wegbereider van de OKM, de Overijsselsche Kanalisatie Maatschappij, die in 1849 werd opgericht en die het recht kreeg om een aantal kanalen aan te leggen.

Het eerste project was het graven van het Overijssels Kanaal van Zwolle naar Almelo, het hoofdkanaal. Meer dan 500 arbeiders begonnen in 1851 met schop en kruiwagen aan deze immense klus. Zij kregen 15 cent per meter² afgegraven grond uitbetaald. Het echte werk voor de gravers begon bij Laag Zuthem, waar de schop in de oostelijke oever van de Nieuwe Wetering werd gezet en de eerste sluis werd aangelegd.

Arbeiders uit de omgeving van Heino, die meestal een klein boerderijtje hadden, werkten mee aan de aanleg van het kanaal. De overheid was zeer beducht voor crimineel gedrag van de arbeiders van elders. Dat blijkt uit correspondentie tussen de toenmalige burgemeesters van Zwollerkerspel, Heino (De Vidal de Saint Germain), Dalfsen en de Commissaris des Konings. In de winter van 1851-1852 werd er zelfs een groep van vijf hulpmarechaussees en een brigadier gedetacheerd ter ondersteuning van de drie gemeenten "in geval het vreemde werkvolk zich zou vergrijpen aan personen of eigendommen van ingezetenen".

Toen het kanaal in 1853 was aangelegd, voeren er eerst voornamelijk zeilschepen. Als de wind de schipper ongunstig gezind was, trokken of "jaagden" de schipper en zijn vrouw om beurten met het "trekzeel" het schip langs het jaagpad op de kanaaldijk voort. Er waren ook wel scheepsjagers die dit tegen betaling deden. Na de Tweede Wereldoorlog voeren er steeds meer schepen met dieselmotoren over het kanaal. Het ritmisch bonkende geluid van deze motorboten was tot in de verre omtrek goed te horen.

De scheepvaart is vele jaren van grote betekenis geweest. Er werd turf uit Noordoost-Overijssel naar het westen vervoerd, evenals textiel en andere producten van de Almelose industrie. De turf werd ook in Heino en omgeving gelost, zoals bij Van Lenthe tussen de Bolderbrug en de Kluinhaarsbrug en bij de Ganzepan. Stratenmest uit Zwolle werd naar de Hooge Haar gebracht, een bosrijk gebied bij de Stoevinge dat de gemeente Heino voor ontginning had aangekocht voor een werkverschaffingsproject.

Druk scheepvaartverkeer was er vooral in het najaar tijdens de suikerbietenoogst. Er waren dagen dat er meer dan 50 schepen vanuit de noordelijke provincies naar de suikerfabriek in Lemelerveld voeren. Het kwam zelfs voor dat er tijdens de topdrukte van de Ganzepan tot aan Lemelerveld schepen lagen te wachten om gelost te worden. Konden deze schepen niet meteen gelost worden, dan kregen de schippers een vergoeding voor het liggeld. Het gebeurde wel eens dat iemand vanuit Zwolle op de fiets naar Lemelerveld reed om het schip aan te kondigen, zodat de vergoeding werd geïnd nog voordat het schip er lag.

De meeste bruggen in het Overijssels kanaal waren ophaalbruggen. De brugwachters moesten dag en nacht paraat staan om de brug te bedienen. Schippers met een boot tot 100 ton moesten 3 cent in het klompje doen, schepen met een hoger tonnage 5 cent. Vooral als het nat was, was het opdraaien van de brug een zware klus. Om de brug soepel te laten draaien, werd er "smeergeld" uitgekeerd om de brug te smeren.

Na de oorlog nam het vervoer over het kanaal zienderogen af. In 1962 werd het kanaal voor de scheepvaart gesloten en kwam er een eind aan meer dan honderd jaar bedrijvigheid op het water. Het Overijssels Kanaal heeft generaties lang een belangrijke rol gespeeld in het leven van de omwonenden. Kinderen maakten er zich de zwemkunst meester en leerden er de fijne kneepjes van het vissen. Velen leerden schaatsen op het kanaal en fietsen langs de kanaalweg. Lange tijd kwam zelfs het drink- en waswater uit het kanaal. Veel ouderen onder ons zullen beamen dat hun voorouders en de hele omgeving hun bestaan dankten aan het kanaal.