De Haarler molen

Einde van het ancien regime

Tijd van burgers en stoommachines

Nadat de Fransen in 1795 binnen de Nederlandse grenzen verschenen, veranderde er veel qua wetgeving. Het ancien regime was voorbij. Grootscheepse hervormingen maakten onder meer een einde aan allerlei "heerlijke" (specifieke adellijke) rechten. Eén daarvan was het recht op (het vangen van) wind. Door een vooruitziende Haarlese boer, Gerrit Loenink, werd daar al snel op ingesprongen.

Geslacht Loenink

Het geslacht Loenink was één van de meest welgestelde boerenfamilies van Haarle. De familie bewoonde al vanaf het eind van de 14de eeuw een grote boerderij aan de zuidzijde van Haarle. Vanaf 1692 was Nellis Loenink de eerste Haarlenaar die ook eigenaar was van zijn boerderij. Dit in tegenstelling tot alle andere boeren, die jaarlijks pacht afdroegen aan de adel of geestelijke instellingen.

Machtspositie

Vanaf de vroege Middeleeuwen was het recht op wind toebedeeld aan de eigenaar van de havezate Schuilenburg bij Hellendoorn. Boeren uit het hele schoutambt waren daardoor genoodzaakt om hun graan te laten malen op kilometers afstand. Daarbij kon de eigenaar van de molen ook nog eens zelf het maalgeld bepalen. Dit is het bedrag, veelal een hoeveelheid graan, dat door de boer aan de molenaar afgedragen moest worden.
De boeren uit Haarle maakten overigens ook gebruik van de molens die stonden binnen het schoutambt Raalte. Zodoende hoefde de Hellendoornse berg niet gepasseerd te worden.

De molen

Kort na de afschaffing van het recht op wind zag de Haarlenaar Gerrit Loenink zijn kans schoon. In 1801 diende hij een verzoek in tot bouw van een molen bij de kort daarvoor opgerichte Eerste Kamer in Den Haag. Hij kreeg toestemming voor het bouwen van een windkorenmolen op de Haarler enk. Tevens bouwde Loenink een molenhuis, dat voor de pachter bestemd was die de molen draaiende hield, en een katerstede die werd bewoond door één van de molenknechten.
In de daaropvolgende decennia werden ook elders in de gemeente Hellendoorn molens gebouwd. In totaal hebben er acht windmolens gestaan. Alleen de molen van Fakkert (1821) en molen De Hoop (1854) in Hellendoorn bestaan daarvan nog. De meesten verdwenen in de eerste helft van de 20ste eeuw. Zo ook in Haarle. Op de dag van de Haarler bevrijding, 9 april 1945, werd de molen door overvliegende Canadese vliegtuigen in brand geschoten. Het molenaarshuis, toen bewoond door de familie Geertman (nageslacht van Loenink), brandde eveneens tot de grond toe af.

Pakhuis en kruidenierswinkel

De molenaarsfamilie Geertman bestond tot in de jaren dertig van de 20ste eeuw uit een drietal ongehuwde broers. Zij dreven gezamenlijk de molen, de bakkerij en de bijbehorende boerderij. Bij gebrek aan eigen opvolging kwamen uit Heeten een achterneef en -nicht richting Haarle. Zo was zowel de bakkerij, die later kruidenierswinkel werd, als de boerderij van opvolging verzekerd.
Op de plek van de molen werd na de brand in 1945 een pakhuis gebouwd. Gemalen werd er niet meer in Haarle. De boeren uit het dorp gingen sindsdien naar de molen in Heeten. De kruidenierswinkel sloot uiteindelijk in 1975.