Stoom als aandrijving

Textielindustrie bracht het dorp verder

Tijd van pruiken en revoluties

Het dorp heeft een rijke historie met de textielindustrie. Tot het eind van de 19de eeuw werd er veel thuis geweven. Ook waren er spin- en weeflokalen waarin voor een baas werd gewerkt. De eerste stoommachine voor de textielindustrie kwam in 1859 in Haaksbergen. Deze ontwikkeling luidde een periode in waarin het overwegend agrarische dorp in de ban zou raken van de snel groeiende textielindustrie.
De textiel was in Twente altijd in handen geweest van handelaren, fabrikeurs of linnenreders. Die lieten de garens bij de thuiswevers of in weeflokalen weven tot linnen en halflinnen stoffen. Van oudsher werden er stoffen geweven van vlas, maar met de komst van katoen uit de koloniën ontstond een heuse huisindustrie. De toepassing van stoom was een vinding die kwam overwaaien uit Engeland. Pas in 1787 was er in Nederland een machine die voldeed aan de gestelde verwachtingen. In Twente kwamen scholen om de arbeiders te leren hoe ze moesten omgaan met het nieuwe weefsysteem met snelspoelen en getouwen.

Stoommachine

In een reisverslag uit 1851 schrijft J.A. Klokman over Haaksbergen: "Bij het binnenkomen van het dorp bemerkt men al dadelijk aan de fabrieken, dat men in Twente is; het "rik-tak-tik" der weefgetouwen hoort men algemeen". Elders in Twente was men al begonnen met het bouwen van stoomweverijen en spinnerijen. Klokman beschrijft dat in de plaatsen de schoorstenen van de stoomspinnerijen walmden. Het was Derk Jordaan die bij zijn bleek aan de Buurserbeek in 1859 de eerste stoommachine in het dorp bracht. Die had hij in Almelo op de kop weten te tikken. Dat beviel hem zo goed, dat hij in 1862 in het dorp een geheel nieuwe stoomweverij liet bouwen. De familie Ten Hoopen, die ook een bleek had aan de Buurserbeek, bouwde 1 jaar later ook een stoomweverij, niet in Haaksbergen maar in Neede.

Gedaantewisseling

De industriële revolutie veranderde het aanzicht van het dorp en zijn agrarische omgeving. Grote fabriekscomplexen werden neergezet met een grote en ook hoogwaardige productie. In 1862 legde een grote brand Enschede in de as, terwijl de Amerikaanse burgeroorlog (1861-1865) voor een inzinking in de katoenaanvoer zorgde. Maar deze twee gebeurtenissen konden de stormachtige ontwikkeling van de textielindustrie nauwelijks vertragen. Sterker nog: deze bedrijfstak droeg er ook toe bij dat Haaksbergen in 1884 werd aangesloten op het landelijke spoorwegnet. Geografisch lag Haaksbergen gunstig omdat er voor de Twentse industrie een spoorverbinding nodig was naar het Ruhrgebied. Toen in 1898 de fabriek van Jordaan aan de Enschedesestraat (in het dorp) afbrandde, werd er snel een nieuwe fabriek gebouwd. Uiteraard kwam die te staan bij het spoorwegemplacement. In dezelfde tijd had ook Ten Hoopen zich daar met een nieuwe stoomweverij gevestigd. Bij het spoor was Simon Frankenhuis met zijn ploddenfabriek (verwerken van katoenafval) de beide fabrikanten al voor geweest. Die had reeds in 1885 hier een magazijn gebouwd.

Sociale gevolgen

Ook maatschappelijk waren de gevolgen van de industrialisatie groot. In de fabrieken was werk voor honderden arbeiders, niet alleen voor mannen maar ook voor leden van hun gezin. Door die werkgelegenheid vestigden veel mensen van buiten zich in het dorp. Die enorme groei leidde tot een groter zelfbewustzijn onder de arbeiders en dat verliep niet zonder arbeidsonrust. Na een staking bij Jordaan werd een aantal arbeiders ontslagen. De sociaal zeer betrokken kapelaan Alphons Ariëns richtte voor hen een eigen weverij op, "De Eendracht", zodat ze weer werk en inkomsten hadden.