Sociaal (on)recht

Het spook van de armoede was in Waterland maar al te bekend. De economische stagnatie, die de Waterlandse zeesteden al vanaf ongeveer 1650 parten speelde, had velen tot een armoedig bestaan veroordeeld. Hulp werd gegeven door de kerkelijke armenzorg. Honger en kou konden zo min of meer buiten de deur gehouden worden, maar meer ook niet. Het bestaan van de armen bleef tot ver in de 19e eeuw tamelijk uitzichtloos. Slecht gehuisvest, vaak ondervoed en mede daardoor vatbaar voor allerlei ziektes. Maatschappelijk of politiek hadden ze niets in de melk te brokkelen. Alleen inwoners met een behoorlijke bankrekening en/of een goede opleiding hadden kiesrecht. De gewone arbeiders hoorden daar niet bij. Maar zonder stemrecht was het voor hen moeilijk om voor hun belangen op te komen en de overheid tot sociale maatregelen te bewegen.

Het verzet tegen sociaal onrecht kwam maar langzaam op gang, ook in Waterland. Bij de aanleg van het Noordhollands Kanaal waren arbeiders in 1820 in actie gekomen tegen aannemers, die hen onderbetaalden. Het leger kwam er aan te pas om dit verzet de kop in te drukken. En daarna bleef het lange tijd stil. Misschien omdat voor veel arbeiders de uitzichtloosheid van hun situatie te groot was. Wat hen maar al te vaak in de drank deed vluchten. Ook hun vrouwen leden een zwaar bestaan. Aan geboortebeperking werd nauwelijks iets gedaan en hoe groter de gezinnen, hoe zwaarder het huishoudelijk werk. Vrouwen - álle vrouwen, ook uit de bovenlagen van de samenleving - waren van het kiesrecht uitgesloten.

Maar in de tweede helft van de 19e eeuw ontstonden er bewegingen om de positie van de arbeiders en vrouwen te verbeteren. Initiatieven gingen daarbij niet alleen van de arbeiders zelf uit, maar ook van mensen uit hogere standen, die de werkende stand wilden verheffen, zoals dat destijds heette. Zo werd in Purmerend in 1869 de Werkmansvereniging Vooruit opgericht. Deze werd door arbeiders en ondernemers gezamenlijk gedragen. Voor Nederlandse begrippen is de Werkmansvereniging Vooruit vrij vroeg ontstaan, zeker voor een plaats, die niet tot de grote steden gerekend kon worden en waar geen grote fabrieken stonden. De Werkmansvereniging Vooruit ontplooide allerlei activiteiten, die de arbeidersbevolking ten goede kwamen. Zo werd er een ziekenfonds en een weduwenfonds opgericht. En dankzij Vooruit konden er in de Vooruitstraat 120 arbeiderswoningen gebouwd worden. In het door de architect J.J.P. Oud ontworpen verenigingsgebouw werden lezingen en andere voorlichtingsavonden gehouden.

Rond 1900 begonnen arbeiders ook op de werkvloer de strijd voor hoger loon, betere arbeidsomstandigheden en verkorting van de werktijd aan te binden. Daartoe sloten zij zich aan bij vakverenigingen en zo nodig werd het stakingswapen gehanteerd. In Wormer gebeurde dat voor het eerst in 1895, toen sjouwers bij rijstpellerij Hollandia te Wormer het werk neerlegden. Zonder succes overigens. Vijf jaar later wonnen Edamse typografen echter een arbeidsconflict met hun werkgever Blankesteijn. In 1903 sloot in Purmerend een deel van het spoor- en tramwegpersoneel zich aan bij de tweede spoorwegstaking van dat jaar, die er op gericht was de door de regering voorgestelde anti-stakingswetten van tafel te krijgen. Die strijd werd echter verloren en nog tot ver in de 20e eeuw gold voor het overheidspersoneel een stakingsverbod. Maar in het bedrijfsleven gingen de arbeiders door met hun strijd, óók in Waterland, al werd dat nooit het toneel van felle klassenstrijd. Daarvoor was dit gebied te weinig geïndustrialiseerd en misschien strookte het ook niet erg met de volksaard, voor zover we daar in Waterland van kunnen spreken.

Behalve door de vakbeweging werd de strijd tegen sociaal onrecht ook op politiek niveau gevoerd. Hier waren het de socialisten, die het voortouw namen. Zij begonnen te ijveren voor de achturige werkdag en andere sociale maatregelen. Maar vooral voor algemeen kiesrecht in de hoop bij verkiezingen dan zoveel stemmen te krijgen, dat sociale hervormingen zouden kunnen worden afgedwongen. Met dit programma waren zij een stuk radicaler dan de gematigde Werkmansvereniging Vooruit. Ook in Waterland lieten socialisten van zich horen. Al in 1883 kwam de beroemde socialist Ferdinand Domela Nieuwenhuis in Purmerend spreken, maar erg groot lijkt zijn aanhang in Waterland toch niet geweest te zijn. Pas rond 1900 ontstonden in Purmerend en Oosthuizen afdelingen van de door Pieter Jelles Troelstra geleide Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP; opgericht in 1894). Enige jaren daarna kwamen er ook SDAP afdelingen in Edam, Landsmeer en andere plaatsen. De door de SDAP gevoerde strijd voor algemeen kiesrecht werd in 1917 gewonnen. Althans voor de mannen. Bij de Tweede Kamerverkiezingen van 1918 mochten voor het eerst alle mannen in Nederland het rode potlood hanteren. Kort daarop verwierven ook de vrouwen kiesrecht.

Intussen waren er naast de socialistische stroming ook aparte katholieke en protestantse arbeidersorganisaties ontstaan. Zo werd in Purmerend in 1901 een plaatselijke afdeling van de Rooms Katholieke Volksbond opgericht. Voor de meeste katholieken waren de socialisten namelijk veel te radicaal. Maar ook een vrij gematigde organisatie als de Werkmansvereniging Vooruit kon in katholieke ogen geen genade vinden, omdat die een 'neutrale' en geen godsdienstige grondslag had. Het ontstaan van aparte organisaties voor katholieken, protestanten en socialisten ging gelijk op met de voor Nederland zo typerende verzuiling. Daarbij ontstonden allerlei organisaties op levensbeschouwelijke grondslag, van sportclubs tot omroepverenigingen.