Staphorster langhuisboerderijen

Beeldbepalende boerenbouwkunst

Tijd van burgers en stoommachines

Aan de doorgaande weg van Rouveen en Staphorst liggen meer dan duizend boerderijen dicht bij elkaar. Bij elke boerderij hoorde vanouds een langgerekt perceel in het achterliggende slagenlandschap. Volgens het plaatselijk erfrecht kregen de zonen een gelijk deel van de bezittingen, waardoor de percelen steeds smaller en boerderijen soms zelfs direct achter elkaar gebouwd werden. Veel van de huidige panden zijn gebouwd in de periode na de verwoestende watersnoodramp van 1825. De lintbebouwing met maar liefst 300 rijksmonumentale boerderijen geldt tegenwoordig als beschermd dorpsgezicht. Opvallend aan de Staphorster boerderijen is het gebruik van helderblauwe en groene kleuren.

Ankerbalkgebint

Historische boerderijen in Overijssel behoren tot het lang- of hallenhuistype, een driebeukig pand met een rechthoekige plattegrond. De basis van de boerderij bestaat uit meerdere gebinten, waarvan de horizontale balk met behulp van pen-en-gat-verbindingen in de staander is verankerd (oftewel het ankerbalkgebint). Op de aaneengeschakelde gebinten rust de kapconstructie met zolderruimte voor de oogstberging. Tussen de staanders bevindt zich de brede middenbeuk, de centrale werkruimte. De zijbeuken tussen de staanders en muren vormen traditioneel de veestalling. Grote deuren in de achtergevel bieden toegang tot dit achterhuis ofwel deel. De driebeukige opzet keert ook in het voorhuis terug met de centrale woonkamer of heerd en slaap- en werkruimtes aan weerskanten.

Gemengde bedrijven

Op de zandgronden van Salland komt de meest archaïsche verschijningsvorm van het hallenhuis voor: de boerderijen hebben hier veelal forse rieten daken met schuine uit- of wolfseinden. De voor- en achtergevel zijn hierdoor relatief laag. In Twente is dit archetype vanaf de 16de eeuw door Westfaalse invloeden verdwenen. De Twentse boerderijen hebben veelal houten topgevels met een (zadel)dak van rode pannen. De scheiding tussen voor- en achterhuis kwam hier pas laat op gang. Op enkele plaatsen in Twente staat nog een dergelijk zogeheten lös hoes. Zowel het Sallandse als het Twentse type is ingesteld op de gemengde agrarische bedrijfsvoering die op de zandgronden domineerde, met overwegend graanteelt, enkele koeien en één of twee paarden. Op de hoge zolders was ruimte voor de opslag van hooi of graan. De middenbeuk diende als dorsvloer en als voergang. Typerend voor deze streken met gemengde bedrijfsvoering zijn ook de vele bijgebouwen: van ouderwetse hooibergen, schaapskooien en bakhuisjes, tot en met meer recente kippenschuren, veestallen en kapschuren.

Klassieke melkveehouderijen

Op de klei- en veengronden van de IJsseldelta en het Land van Vollenhove overheerste sinds jaar en dag de veeteelt. Deze natte gronden waren minder geschikt voor akkerbouw en de aanwezigheid van diverse grote steden bood gelegenheid voor de afzet van zuivelproducten. De met riet gedekte boerderijen in dit open gebied zijn minder hoog, omdat zij meer aan weer en wind blootstonden. Rondom Kampen liggen veel boerderijen op terpen, als voorzorgsmaatregel tegen overstromingen. In Giethoorn en omgeving komen boerderijen voor met een verhoogd achterhuis, die enkel met de boot te bereiken zijn. Veel boerderijen in Noordwest-Overijssel, waaronder de genoemde Staphorster boerderijen, kennen dwarsdelen, waarbij het vee overdwars in de boerderij stond, met een of meerdere deeldeuren in de zijgevel. Dit duidt op beïnvloeding vanuit het nabijgelegen Drenthe.

Akkerbouwbedrijven

In het Noordoosten van Overijssel vindt veel akkerbouw plaats. Op deze voormalige hoogveengronden vestigden zich grofweg een eeuw geleden tal van boeren uit andere delen van de provincie en het Noorden van het land. De boerderijen geven hier dan ook een bonte aanblik van stijlkenmerken. Naast regionale varianten komen vooral Groningse herenboerderijen voor, veelal met een imposant dwarsgeplaatst voorhuis. De schaalvergroting en specialisatie in de landbouw hebben vanaf de jaren zeventig van de 20ste eeuw geleid tot de bouw van gescheiden woonhuizen en opstallen voor koeien, varkens en kippen. Niet alleen het samenleven van mens en vee onder één dak, maar ook de streekeigen kenmerken van de boerenbouwkunst gingen hiermee verloren. Niettemin beschikt Overijssel nog over vele duizenden historische boerderijen, die al dan niet als woonhuis bijzonder beeldbepalend zijn voor het platteland.