Schoon drinkwater

Gezondheidszorg

Tijd van burgers en stoommachines

In 1883 overleed op 27-jarige leeftijd baron George van Heeckeren van Wassenaer Obdam nadat hij van een buitenlandse reis was teruggekeerd. Tijdens die reis was hij besmet met tyfus door het drinken van verontreinigd water. Zijn jongere broer Rodolphe, die nu behalve het Twentse bezit ook de bezittingen in het westen van ons land erfde, heeft door deze situatie lange tijd in depressieve toestand verkeerd. Hij vond het gebruik van zuiver drinkwater van groot belang. Daarom gaf hij in 1894 aan de firma Deseniss en Jacobi uit Hamburg opdracht om in het kasteelpark naar water te boren. Op 211 m diepte werd inderdaad water aangeboord, maar dat was zout. Deze ontdekking heeft geleid tot het ontstaan van de zoutindustrie in Twente. De boringen in het park gingen door tot een diepte van 566 m en werden toen beëindigd. De baron heeft daarop opdracht gegeven om water uit Wierden te laten aanvoeren en hij liet in 1894 op zijn terrein een prachtige watertoren bouwen door architect Halbertsma. Deze schitterende toren is thans een rijksmonument. Omdat de baron zoveel waarde hechtte aan het gebruik van zuiver drinkwater, zorgde hij ervoor dat de watervoorziening werd doorgetrokken naar het stadje Delden, waar de bevolking er bij een flink aantal pompen van gebruik kon maken. Als dank daarvoor heeft het stadsbestuur samen met de burgerij een prachtige herinneringspomp met plaquette aan de baron aangeboden. Deze is nog steeds op de Markt te zien. In 1994 heeft het Zoutmuseum een goedbezochte tentoonstelling georganiseerd met als titel 100 jaar drinkwater in Delden.

Gezondheidszorg

De eerste gezondheidszorg werd in de late Middeleeuwen bedreven vanuit de vicariën. Een vicarie was door de kerk of door de adel ingesteld voor een bepaald doel en werd gefinancierd uit pachten en giften. Delden kende meerdere vicariën. Al in 1455 is er sprake van een Heilige Geestgasthuis dat werd beheerd door schout en schepenen van het stadje. Ook bestond het Sint Annagasthuis, gesticht door Johan II van Twickelo. De gasthuizen verleenden zorg en onderdak aan behoeftigen.
Het Huisarchief Twickel noemt in de rentmeestersrekeningen in 1647 Otto Meijlingh als eerste chirurgijn. Daarna worden nog vele anderen genoemd, ook apothekers. Niet alleen de edelen, ook het personeel op het landgoed werden geholpen.
Natuurrampen en epidemieën kwamen nogal eens voor. Deze werden versterkt door de slechte hygiënische toestanden, waaronder open riolen. Pas omstreeks de Franse tijd kwam hierin enige verbetering door de ontdekking van bacteriën en enige tijd later door de mogelijkheid van vaccinatie. Ook kwamen de eerste wetten op het gebied van de gezondheidszorg tot stand.
Dokter Gewin was in Delden de eerste opgeleide arts. Uit zijn bewaard gebleven rekeningenboek blijkt dat zijn praktijk een groot deel van Twente omvatte.
Eind 19de eeuw ontstonden de zogenaamde "doktersbussen", voorlopers van de ziekteverzekering. Door een wekelijkse betaling van een klein bedrag was men verzekerd van medische hulp.

Ziekenhuis

In Stad Delden werd in 1903 een ziekenhuis geopend, de opvolger van het St. Elisabeth Gasthuis. Dit kwam tot stand door de verbondenheid van kerk, bevolking en Twickel. Baron Van Heeckeren stelde zowel grond als financiële middelen beschikbaar. Het gasthuis was klein opgezet, maar voorzag in een grote behoefte. Het voorzag in een streekfunctie door het gebruik van specialisten uit omliggende gemeenten. Door schaalvergroting van de ziekenhuizen in de grotere steden na de Tweede Wereldoorlog kwam er een einde aan het bestaan van het Deldense ziekenhuis. Thans heeft het de functie van een verpleeghuis.